Oud-senator Algra
kijkt terug op
zijn leven en werk
commentaar
De handel
met Roemenië
Openbaarheid
in zaken van
de provincie
Ook ditmaal niet mis te verstaan
De minister
en de (on)duidelijkheid
De Kamerpraeses
en het ordereglement
De oppositie
en de vele interrupties
Zonder sterren
Het Kamerlid
dat zo goed „overkwam"
De officiële kijkdichtheidsci jfers zijn er nog
niet, maar men mag wel aannemen dat heel veel
Nederlanders dinsdag later naar bed gegaan
zijn dan ze van plan waren omdat het loonmati
gingsdebat in de Tweede Kamer hen aan hun tv-
toestel gekluisterd hield. De veronderstelling is
ook niet al te houd dat ze wat teleurgesteld de
dekens over zich heen hebben getrokken: ge
deeltelijk om de afloop, doorgaan van de loon
maatregel, maar meer nog om de wijze waarop.
„Waardeloos" was het commentaar van velen.
Natuurlijk is het voorbarig aan dit alles te veel
conclusies te gaan verbinden. Het feit dat velen
gekeken hebben is niet een bewijs dat het met de
politieke belangstelling „dus" nog niet zo slecht
gesteld is. Een Kamerdebat heeft iets van een
voetbalwedstrijd: spanning om wie er zal win
nen of verliezen en die spanning is altijd een
trekpleister. Waarbij dan nog komt dat het bij
velen niet gaat om het spel het is pas mooi
als er .bloed aan de paal' komt. Dat was bij dit
Kamerdebat niet het geval: er vielen geen minis
tersteken en premier De Jong kon rustig in zijn
stoel blijven zitten. Voor de sensatiekijkers is
het dan „waardeloos".
Blijft de vraag of een dergelijke tv-uitzending
begonnen om 's middags twee uur en diep
in de nacht geëindigd op deze wijze zin heeft.
Dient men er het publiek mee? Dient men er
de politici en hun partijen mee? Dient men er
de democratie mee? Of moet het anders en kan
het ook anders? Daarover gaat onderstaande
nabeschouwing.
Niet vleiend
Van 't Reve
De Gelderse staten hebben gisteren
toch nog, bij verrassing, het besluit ge-
noemen de statencommissievergaderingen
in beginsel in de openbaarheid te bren
gen en aan de enkele maanden geleden
door gedeputeerde staten ingestelde pro
vinciale commissie openheid en open
baarheid te vragen deze principe-uit
spraak uit te werken. De motie waarin de
uitspraak van de staten vervat was, kreeg
een duidelijke meerderheid die overigens
nog maar een zwakke afspiegeling was
van het vrijwel unanieme gevoelen dat de
deuren van de commissiekamers in het
Huis der Provincie in de toekomst als re
gel open zullen moeten staan. Onder de
tegenstemmers waren er enkelen die lie
ver eerst wilden afwachten wat de open-
herdscommissie (over een paar maanden)
zou adviseren, dan nu al een uitspraak te
doen.
Het was naar onze mening een juiste
beslissing van de staten om nu een be
sluit te nemen; terecht merkte AR-fractie-
leider Ir. J. Achterstraat op dat zo'n uit
spraak een politiek karakter draagt en
daarom door de staten zélf gedaan moet
worden. Omdat tijdens het debat van gis
teren gebleken was dat de overgrote
meerderheid van de statenleden vóór de
openbaarheid van commissievergaderin
gen is, was het niet nodig de uitspraak uit
te stellen.
Het principebesluit van de staten stond
niet op zichzelf; het werd genomen aan
het slot van een debat over het rapport
.Werkwijze staten" dat daags na de vast
stelling van de provinciale begroting ge
houden werd. Tijdens de begrotingsbe
handeling was overduidelijk gebleken dat
er dringend behoefte is aan verbetering
van de werkwijze.Dat in Arnhem al het
mogelijke wordt gedaan deze te realiseren
is lofwaardig.
Tal van statenleden wezen tijdens het
begrotingsdebat op de grote afstand tus
sen bestuurders en bestuurden, een dis
tantie die met name op provinciaal niveau
sterk beseft wordt. Algemeen was men
van oordeel dat een van de belangrijkste
oorzaken de ondoorzichtigheid van het
bestuur (voor de burger) Is. De staten
hebben daarom terecht besloten de com
missievergaderingen in principe openbaar
te laten zijn, niet omdat daarmee de pro
blemen zijn opgelost maar omdat deze
openbaarheid een bijdrage aan de oplos
sing kan zijn.
In het Arnhemse Huis der Provincie is
men zich zo is dit jaar al verscheidene
malen gebleken bewust van de eisen des
tijds, ook op dit punt. Met belangstelling
wachten we af wat de praktijk van het
gisteren genomen besluit zal zijn.
DEN HAAG Van 25 november tot
11 december jl. hebben te Boekarest
besprekingen plaats gehad tussen Be
nelux en Roemenië ter vaststelling van
de regeling van het handelsverkeer
voor het kalenderjaar 1971.
Voor de invoer zmyel als voor de uit
voer werden nieuwe contingenten over
eengekomen, die een verruiming van de
goederenuitwisseling t.o.v. 1970 zullen
mogelijk maken.
Laat het maar waar zijn dat de
schuld voor de niet bijster goed gelukte
tv-uitvoering van het Kamerdebat niet
in de eerste plaats gelegen heeft bij de
ministers en Kamerleden, de hoofdrol-
vertolkers in dit politieke spel, het
neemt niet weg dat we toch een paar
kritische kanttekeningen mogen maken.
Over het optreden van minister Rool-
vink bijvoorbeeld. Hij is een ervaren
politicusstaatssecretaris, voorzitter
van de AR-fractie, nu al weer haast
vier jaar minister. Hij is niet minder
een ervaren spreker niet voor niets
komt hij voort uit de vakbeweging. Hij
kent z'n zaken tot in details, zeker als
het over loonkwesties als deze gaat. Hij
had nu de kans ook in de huiskamers
het waarom en hoe van zijn loonmaat
regel duidelijk te maken, een kans die
hij tevoren tijdens het (ook in de Ka
mer fel bekritiseerde) NOS-interview
niet gekregen had! Hij heeft die kans
niet voldoende aangegrepen. Zij speech
was te lang en door zijn wat theatrale
manier van spreken te weinig zakelijk.
Waarom hij de vakbeweging niet de
..benefit of the doubt" gegeven had
kwam er te aarzelend en daardoor te
weinig overtuigend uit. Op de soms fel
le interrupties gaf hij geen lik op stuk,
Aanzienlijk sterker was de rol die
Kamervoorzitter mr. F. J. F. M. van
Thiel vertolkte. Hij is de man die er
voor verantwoordelijk is dat het regle
ment naar letter en naar geest wordt
toegepast. Dat wil zeggen dat hij ervoor
moet zorgen dat ieder aan zijn trekken
komt, dat de stemmingen gehouden
worden op daarvoor geschikte momen
ten, enz., enz. Daarmee hield het wat
vreemd aandoende orde-debatje ver
band dat de PSP-er drs. H. Wiebenga
aanhangig maakte. Na alle tamtam die
er gemaakt was over dit Kamerdebat
en mèt de televisiecamera's in de zaal,
die tot laat in de nacht zouden werken,
leek het de heer Wiebenga aanvanke
lijk juist om dan ook diezelfde avond
tot een beslissing te komen. Dat was in
strijd met eerder gemaakte afspraken:
in een eerder stadium al had men be
sloten de stemmingen pas woensdag
middag te houden. Niet zo heel vreemd:
niet alle Kamerleden zijn fysiek in
staat tot diep in de nacht door te gaan.
Dat is ook niet noodzakelijk als ze er
niet rechtstreeks bij betrokken zijn,
maar wel als er gestemd moet worden.
Vooral bij een wat dubieuze uitslag als
ditmaal had geen van de partijen een
stem willen missen.
In dergelijke situaties is de heer Van
Drs. J. M. den Uyl is als fractievoor
zitter van de Partij van de Arbeid te
vens de leider van de oppositie een
moeilijke en niet bijzonder dankbare
taak. Want wat. wordt van oppositie
partijen gevraagd? Allereerst dat zij bij
al die grote en kleine zaken die in een
parlement aan de orde komen, meeden
ken en meewerken in lands, belang
elke oppositie behoort loyaal te zijn. En
dan mogen dé verschillen tussen de po
litieke partijen nog zo groot zijn in
de dagelijkse besognes die een parle
ment onder handen heeft zijn ze het
natuurlijk heel dikwijls, met elkaar
eens. Dan is oppositie voeren moeilijk!
Daarnaast zal de oppositie streven
en dat is haar goed recht naar de
val van het zittende kabinet. Omdat zij
van mening is dat een ander kabinet
beter de landsbelangen zal kunnen be
hartigen. En om dat doel te bereiken
zal zij geen gelegenheid onbenut kun
nen en willen laten.
Oppositieleider Den Uyl legt dat laat
ste er wel eens al te dik bovenop. Door
voortdurende en felle interrupties
tracht hij een minister van zijn stuk te
brengen, hem tot verkeerde uitspraken
te verlokken. In de hoop hem onmoge
lijk te maken en daarmee een kabinet
in grote verlegenheid te brengen. Dat
lukt bij een man als Roolvink niet
het lukte nog minder bij de minister
van Economische Zaken mr. Nelissen.
Door alsmaar door te duwen over dat
vertrouwen in die vakbeweging tracht
te drs. Den Uyl deze minister tot een
andere uitspraak te verlokken dan die
van zijn collega Roolvink het was
een niet erg elegante en ook niet erg
intelligente poging. We hebben voor
drs. Den Uyl veel waardering maar
hij heeft de verkeerde rol in dit stuk.
veel te ruim was en tijdens het spreken niet op
zijn plaats wilde blijven, zodat het laatste deel
van een zin wel eens een verkeerde route nam,
over het bovenste deel van dat gebit heen."
Mild is Algra's oordeel over minister Luns:
.,Ik schaam mij niet te zeggen, dat ik bewonde
ring voor hem heb, al wijk ik daarmee af van
de opinie van allen, die het weten kunnen, van
de professoren in het parlement tot de leerling
journalisten en journaalverzorgers toe, maar ik
sluit mij daarom wel enigszins aan bij een sta
biele volksopinie."
En over oud-premier Cals schrijft hij: „Hij
was een bekwaam en nog meer gewiekst deba
ter. Hij had een knap en vinnig advocaat kun
nen worden, als hij niet in de politiek was
gegaan. Soms kreeg men de indruk dat hij eni
ge moeite had om een soort kribbigheid te
overwinnen."
Miniter Klompé is volgens Algra de eerste
minister geweest die heeft toegegeven dat er
grenzen zijn in de kunst. „Zij erkent dat er
..kunst" kan zijn, die „ontmenselijking" wil be
vorderen. zij aanvaardt het dat de overheid
ook de plicht kan hebben om neen te zeggen."
Algra de ministers J. Algera en Roolvink
hebben op dezelfde dorpsschool gezeten
heeft een streng-godsdienstige opvoeding ge
had. Hij vertelt dat bij hem thuis woorden als
donder en bliksem al als vloeken werden uit
gelegd, omdat ze „bijzondere tekenen van Gods
Majesteit" waren. Godvruchtig is Algra zijn
hele leven gebleven. „Zonder bijbel zou het
leven zfjn als een nacht zonder sterren", zo
besluit hij zijn boek.
Merkwaardig. De heer P. Jongeling,
de eenling van het Gereformeerd Poli
tiek Verbond, een man die niet over
uitzonderlijke sprekerskwaliteiten be
schikt en helemaal geen poging doet
om populair te zijn (zoals de eenling
Kronenburg probeert), deze geachte af
gevaardigde Jongeling heeft door dit
Kamerdebat bij velen aan sympathie
gewonnen. Hij heeft maar een kleine
partij achter zich die haar stemmen
hoofdzakelijk moet hebben van de vrij
gemaakte gereformeerden, dus zeer
principieel denkende mensen. Zijn stem
legt vrijwel nooit enig gewicht in de
schaal want hij is immers maar een
eenling. Hij kan niet veel meer zijn dan
een vertolker van de gevoelens van een
kleine minderheid. Hij werkt hard,
heeft dan ook pas een hartinfarct ge
had, en probeert zoveel mogelijk de
grote lijnen van alle zaken die ook aan
zijn beoordeling worden voorgelegd, te
volgen en in zich op te nemen. Een
haast bovenmenselijke taak.
Waarom was nu juist hij die man die
wel „overkwam"? Naar ons gevoel al
leen daarom omdat iedereen het gevoel
had dat hier een door en door recht
schapen man aan het woord was. Een
man die zijn oordeel gaf zonder bijbe
doelingen, alleen met het landsbelang
voor ogen. En dat alles met een grote
dosis nuchterheid en precies dat tikkel
tje humor dat leuk is zonder te kwet
sen. In vaktermen: de heer Jongeling
„stal de show" waarschijnlijk de
eerste keer in zijn leven dat hij in de
showbusiness een rol speelde!
DE POLITICI IN UW HUISKAMER
„Politici spreken vaak een vakjargon en dat is in de Kamer laakbaar maar in
een gesprek met het volk grenst het aan verlakkerij". Het zijn woorden van
Hendrik Algra. tot voor kort zelf politicus en Kamerlid, neergeschreven in zijn
dezer dagen verschenen mémoires. Het is alsof hij ze dinsdag geschreven heeft
na het aanhoren van het loonmatigingsdebat. Toen vele tv-kijkers wel hun geko
zen vertegenwoordigers zagen en hoorden maar zelden begrepen!
Dat zou deze Hendrik Algra beslist niet
overkomen zijn. Want of het nu de leraar Al
gra was (een voortreffelijk docent), de journa
list Algra (man met een Kuyperiaans taalge
bruik). de politicus Algra (nooit de zaken ver
doezelen) of de historicus Algra niemand
heeft ooit de kans gekregen hem mis te ver
staan. Zoals men nu precies weet wat men aan
deze Algra heeft als men zijn mémoires gelezen
heeft („Mijn werk, mijn leven", uitgegeven bij
Van Gorcum en Comp., Assen). Hij tekent er in
zijn mee- en tegenspelers. Met humor, ver
vlochten in tal van anekdotes. En hij tekent er
in zichzelf. Met dat tikkeltje charmante ijdel-
heid dat m en hem graag vergeeft, want anders
zou hij nooit geworden zijn die hij is.
De Friezen kennen de nu 74-jarige Algra als
de man die in zijn krant, het Friesch Dagblad,
35 jaar lang, dag in dag uit, altijd trouw zijn
opij versturend ook al voerde zijn politiek
werk hem naar Indonesië of waar ook ter we
reld, zijn lezers op indringende manier zijn vi
sie gaf op het gebeuren in kerk, staat en maat
schappij. Zo ook kennen hem de anti-revolu
tionairen uit het weekblad Nederlandse Ge
dachten of uit de vele honderden partijbijeen
komsten die hij toesprak. En buiten die kring
heeft hij zich vooral een reputatie verworven
als de stoefe en onverzettelijke Friese senator,
die geen duimbreed opzij ging als er principes
op het spel stonden.
Principieel, onvoorwaardelijk trouw aan de
anti-revolutionaire beginselen, was Algra ook
als hoofdredacteur tijdens de bezetting. Het
deed hem als politiek gijzelaar in Gestel belan
den, waar hij volgens zijn boek voor het eerst
een kapelaan van dichtbij zag.
Algra dankt zijn voornaamste bekendheid
ongetwijfeld aan zijn optreden in de Eerste
Kamer, sinds 1946, voor de ARP. Van huis uit
zelf onderwijzer schrijft hij over zijn partij:
„De Anti-revolutionaire Partij heeft veel te
danken aan de schoolmeesters. Zij waren de
onvermoeibare subalterne officieren in de par
tij net als in de SDAP, die van onze kant
soms smalend Schoolmeesters-, Dominees-, en
Advocatenpartij werd genoemd."
De karakteristiek die Algra van de Eerste
Kamer geeft is weinig vleiend. Hij heeft zich
vaak geërgerd aan de saaie toon waarop colle
ga's hun speeches voorlazen. Vooral ministers
maakten het soms erg bont.
Algra: „Eenmaal was ik op de gereserveerde
tribune om een tijdens het debat gestationeerde
ambtenaar iets te vragen. Hij had de rede die
de minister de volgende dag als antwoord zou
houden, reeds uitgetypt voor zich liggen met
een bijzonder brede marge. En af en toe
schreef hij in de marge: mijnheer de voorzit -
er."
Zelf was senator Algra zelde n saai, zoals zijn
boek nog eens onverhuld duidelijk maakt. On
vermoeibaar verzette het kersverse Kamerlid
zich direct al tegen de Nederlandse Indië-poli-
tiek, stemde hij tegen de souvereiniteitsover-
dracht („Het grootste bezwaar was dat het van
de zijde van Indonesië kennelijk geen eerlijke
zaak werd.") en moest hij later van de over
dracht van Nieuw-Guinea evenmin iets hebben
(„Wij vernamen later dat de topleiding van de
ze partij tot deze koerswijziging had besloten").
De voorpagina's van alle kranten haalde Al
gra toen hij in 1963 bij de behandeling van de
begroting van O., K. en W. fel van leer trok
tegen in "zijn ogen „onmenselijke kunstuitin
gen". Vooral de schrijver G. K. van het Reve
kreeg er bij hem langs. Algra in zijn boek:
„Door de libertijnen van allerlei gading ben ik
gepromoveerd tot een banierdrager voor alle
fatsoensridders."Iedere journalist wil hem op
eens interviewen. Algra verzucht: „Ik moet
mijn maatregelen nemen van aanval en af
weer, want als ik dat niet doe, dan weten som
migen van niets anders, willen in elk geval
over niets anders praten dan over de schrijver
Van het Reve, over homofilie en over censuur,
enz."
Algra heeft heel wat politieke kopstukken de
revue zien passeren. Het begon met de grote
Abraham Kuyper, die hij als broekie van twin
tig jaar nog meemaakte op een AR-Deputaten-
vergadering. „Kuyper was een volkstribuun en
hij had genoeg ijdelheid om zich te koesteren
in de warmte van de vereniging van 3e man
nenbroeders."
Over de christelijk-historische senator prof.
Gerretson meldt Algra: „Op de perstribune
meende men soms dat hij knarste en siste van
woede, maar dat kwam doordat zijn kunstgebit
Thiel op z'n best. Met een grapje hier
en een sussend woordje daar weet hij
de zaak zo te draaien dat geen overijl
de beslissingen worden genomen waar
van men later spijt zou kunnen krijgen.
En hij heeft gezag. Toen hij merkte dat
minister Roolvink door alle interrupties
wat in de knoei dreigde te raken waren
een paar zachte terechtwijzigingen en
zo nu en dan een bezwerend handge
baar voldoende om de wat oververhitte
gemoederen tot kalmte te brengen. Aan
hem zullen de televisiekijkers met ge
noegen terugdenken.
De foto hiernaast geeft zo heel precies weei
wat opvalt als we naar een tv-uitzending van
een Kamerdebat kijken: het strookt niet met
het beeld dat wij van een vergadering heb
ben. Dat rondlopen, rondlummelen soms; dat
gedrang rond de voorzitterszetel als iets on
begrijpelijks als een orde-debatje plotseling
de gemoederen schijnt te bewegen; die onge
ïnteresseerdheid als er iemand staat te praten
en die onhebbelijke gewoonte om iemand tel
kens in de rede te vallen; dat kibbelen over
een woord en dat elkaar proberen te vangen
op een spitsvondigheidje de argeloze bur
ger krijgt meer het idee dat hij hier een kleu
terklas aan de gang ziet dan een vergade
ring van 's lands kopstukken, bijeen om
's lands meest belangrijke zaken te bespreken
en te behartigen. Dat het belangrijk is wéét
hij hij had die ochtend toch niet voor niets
het werk neergelegd, gehoor gevend aan de
dringende verzoeken van de vakbondsleiders
wier geëmotioneerde toespraken hij al vele
avonden daarvóór had aangehoord. Die men
sen waren serieus dat hoorde en voelde je.
Maar deze Kamerleden...
Nu wordt het tijd de zaken eens om te draaien
en de hele procedure eens van de andere kant
te bezien. Eerst van de menselijke kant, die
van de geachte afgevaardigden. Dit vergaderen
is hun beroep; drie, vier dagen van de week
zitten ze hier, soms tot diep in de nacht; er
zijn er die dat al tien, twintig jaar lang doen,
altijd in deze zelfde omgeving, altijd volgens
dezelfde, de eeuwen verdurende procedure. Ze
zijn in deze Kamer thuis als in hun eigen
huiskamer en zo gedragen ze zich ook. Al die
uren op de niet zo gemakkelijke banken zit
ten? Het is physiek onmogelijk men moét
wel eens de benen strekken. Uren achter el
kaar ingespannen luisteren? Het gaat het op
nemingsvermogen van ieder mens te boven
een redevoering van een uur is eigenlijk al
niet te verwerken. En is het onbeleefd om el
kaar in de rede te vallen? Men zit hier niet
om beleefd te zijn maar om de zaken helder
en duidelijk uit de doeken te krijgen en dan
beslissingen te nemen. Wie daar niet tegen kan
hoort niet in de politiek. En of er nu tv-came-
ra's zijn of niet er wordt gewerkt zoals er
altijd gewerkt wordt. Anders dan anders doen
terwille van de huiskamer? Dat zou de goede
gang van zaken schaden!
Daar ic niet zo heel veel tegenin te brengen. En
bij enig nadenken moet men zelfs tot de con
clusie komen dat het zo maar beter is ook.
Neem die dinsdag, die dag met z'n wat ner
veuze Stakingssfeer. En stel eens dat de Ka
merleden in diezelfde nerveuze sfeer door wa
ren gegaan was men dan werkelijk geko
men tot die koele afweging van belangen die
zulke situaties toch vereisen? Natuurlijk voel
den ook de geachte afgevaardigden er zich alle
bij betrokken, want oqk zij zijn doodgewone
Nederlandse staatsburgers. Maar juist die zo
merkwaardig aandoende werkwijze die Ka
merreglement heet, dwong hen tot die koele
benadering demagogische propagandaspee-
ches plegen in deze omgeving genadeloos te
worden afgestraft. Dat reglement en de strak
ke handhaving daarvan dwingen dat men zich
aan de feiten houdt die aan de orde zijn. De
rest staat er buiten. En zo is het goed. Dat er
daarnaast nog wel tal van bedenkingen te ma
ken zijn: de veelheid van fracties die tot een
telkens weer herkauwen van dezelfde stof
leidt en zodoende tot een verslappen van de
aandacht; de dikwijls abominabel slechte
voordracht van sommige Kamerleden; de lan
ge duur van de vergaderingen die tot een dui
delijk waarneembaar vermoeidheidseffect leidt
het zijn allemaal feiten maar ze staan los
van de beoordeling of wat in 's lands verga
derzaal gebeurt zinvol dan wel waardeloos is!
Twee conclusies tot dit ogenblik: de wijze waar
op in de Kamer de zaken worden behandeld
kan men tenminste begrijpelijk en in ieder
geval zinvol noemen; vervolgens: dat zinvolle
komt niet of nauwelijks over bij de tv-kijken-
de Nederlandse burger. Dat brengt dan de
vraag aan de orde of het niet beter zou zijn
voortaan dergelijke debatten niet meer uit te
zenden, dan wel of men het anders moet doen.
Niet meer uitzenden lijkt ons een te ver gaan
de conclusie. Kenmerk van een democratisch
staatsbestel is dat de debatten waarin over het
wel en wee van land en volk wordt besproken
en beslist, openbaar zijn zodat iedere staats
burger er kennis van kan nemen. Eigenlijk zou
hier moeten staan: er kennis van moét nemen,
want een democratie is pas dan zinvol als de
afgevaardigden ook inderdaad namens de kie
zers spreken en dat is alleen het geval als
de kiezers bewust gekozen hebben. En bewust
kiezen vraagt immers kennis van zaken... Tot
dusverre waren de kranten hét middel om die
kennis van zaken aan de kiezers bij te bren
gen. Door hoofd- en bijzaken te schiften, door
moeilijke achtergronden te verklaren, door
kernachtige weergave van het gesprokene bie
den zij het Nederlandse volk de informatie die
voor bewust kiezen onontbeerlijk is. Daarnaast
is nu de televisie gekomen: veel indringender
dan het geschreven woord, anderzijds ook veel
fragmentarischer, minder gelegenheid biedend
om tegelijkertijd actualiteit, achtergrond en
samenhang aan de kijker duidelijk te maken.
Maar juist omdat het zo indringend is bij uit
stek geschikt om interesse te kweken, om
„burgerzin" aan te moedigen. En dat gebeurt
ook, dikwijls op uitstekende manier. En toch
kwam dit Kamerdebat niet over zoals het
moest. Natuurlijk is het nu verleidelijk om te
zeggen: laat deze dingen nu maar aan de
kranten over, omdat nu voor de zoveelste maal
bewezen is: de krant kun je niet missen, geen
dag! Die slagzin is waar, maar neemt niet weg
dat een zinvol inschakelen van de televisie
naast de krant waardevol kan zijn voor ons
democratisch staatsbestel. Maar hoe?
Laten we voorop stellen dat de NOS voor de
uitzending van dinsdag geen blaam treft. Men
heeft terecht geen stukken overgeslagen want
dat zou discriminatie geweest zijn. Het gege
ven commentaar was sober, niet storend voor
de kijker die het allemaal al wist, verhelde
rend voor de wat minder deskundige geïnte
resseerden. En de interviews in de pauzes wa
ren niet van de nare agressieve soort zoals
toen de drie ministers de loonmaatregel be
kendmaakten. En dat het interviewen van het
niet-Kamerlid Lanser de toorn van afgevaar
digde Koekoek opwekte, was niet de schuld
van de NOS maar van een misplaatst gevoel
voor „heilige Kamergrond" van de heer Koe
koek! Laten we ook constateren dat eveneens
de Kamerleden hun best gedaan hebben. Voor
al.-de van te voren klaargemaakte speeches in
eerste termijn waren dikwijls voortreffelijk
later zakte het peil van de welsprekendheid
bedenkelijk, maar het was een moeilijke mate
rie waarvoor men echt wel alle aandacht en
alle routine nodig had. Misschien hebben de
camera's wat meer interrupties dan gewoonlijk
uitgelokt, maar dat teveel heeft dan wel als
een boemerang gewerkt! Nee, ook aan de Ka
merleden heeft het niet-overkomen niet gele
gen tenzi.i men van hen zou eisen dat ze
hun hele werkwijze zouden veranderen terwil
le van de televisie, maar dan is de kans groot
dat men aan de openbaarheid de doelmatig
heid opoffert. En dan kan nooit de bedoeling
zijn!
Er blijft weinig anders over dan dat we als Ne
derlandse burgers de hand in eigen boezem
steken. En erkennen dat we het Nederlandse
parlement en de parlementaire werkwijze zo
slecht kennen dat we er niets van begrijpen.
Dat is helemaal niet iets om over in paniek te
raken we hebben ook allemaal ons oordeel
over voetbal terwijl we van de spelregels ook
niets weten. Natuurlijk is politiek vele malen
belangrijker dan voetbal en het zou dan ook
helemaal niet overbodig zijn als binnen ons
onderwijs wat meer en wat praktischer aan
dacht hieraan zou worden besteed. Maar we
zullen wel moeten blijven beseffen dat de pro
blematiek waarover de Kamerleden zich moe
ten buigen zo moeilijk is, dat ze verreweg de
meeste burgers boven de pet gaat. Jammer?
Och... we zullen er mee moeten leren leven. En
er de les uit trekken dat het uitbrengen van
een stem ook en vooral een zaak van vertrou
wen is.
iets wat hij toch wel kan. En hij ging
de mist in toen hij niet direct wilde
toegeven op het punt van de vierhon
derd gulden, waarvoor hij in ruil 1 pet.
terug wilde hebben. Deze concessie van
de regering is niet in dat uurtje schor
sing geboren dat voelde iedereen wel
aan. Maar juist door zijn talmen maak
te hij de indruk dat het allemaal door
gestoken kaart was, van te voren met
de fractieleiders van de regeringspartij
en in orde gemaakt. Minister Roolvink
heeft in dit debat de duidelijkheid niet