en toen werd het een witte Kerst
Winters natuurverhaal
door
Adriaan P. de Kleuver
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Wij kunnen u geen
witte kerst garanderen
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
VEILING SEPTER TIEL
f
Roodrok
Gevecht
Valk
Wacht
Sneeuw
Buizerd
Verlossing
Spoor
Feestmaal
Huurbaas
speelde voor
eigen rechter
Tai ellennis
R.T.T.V. WON
OOK LAATSTE
WEDSTRIJD
Bij oversteken
aangereden
Veiling Zaltbommel
VRUCHTENVEILING TIEL
MAAR WEL SFEERVOLLE
WITTE FOUNDATION.
DE SPECIAALZAAK
VOOR U MEVROUW
DINSDAG 22 DECEMBER 1970
^eMer»^eMlr*5eMWr*,1fcdlF,x x&mkXjmmkXjmtkXjmmLx&m*. jr%^%-&- ^lar-j^dr ^^-0-^ ,<*fc*r
De winter zette mild in en het kwak
kelde maar voort. Je kon de heuvel
helling aan de heiige einder nog
steeds goed waarnemen. Soms was
het wazig, als werd een tere sluier
over het wijde land getrokken en ook
de avonden waren niet koud. De
mensen riepen elkaar toe: „Bleef het
maar zo tot de Kerst, dan schoten we
al mooi op". Er zat geen schot in de
winter. De boeren drentelden maar
wat rone op hun erf, prutsten hiér
wat en klungelden daar wat en iede
re dag ging voorbij zoals de vorige
geweest was. Maar de winter is onbe
rekenbaar en je zit zó in de barre
kou. Voor je er erg in hebt.
Op een dag bemerkte de boer, die zo een
zaam temidden van de weilanden
woonde, dat er wat aan het verande
ren was. De lucht was grauwer ge
worden en de wind draaide langzaam,
maar zeker, de noordhoek In. Dat kón
wel eens sneeuw brengen, zo dacht
hij bij zichzelf. Alles had hij goed in
oree. De bieten en zo zaten goed in
gekuild. Maar sneeuw was voor die
mensen niet zo mooi. Ze zaten dan
afgesneden van het dorp en de bak
ker en de kruidenier koneen met hun
auto amper tot bij de boerderij ko
men.
Waar de brede zandweg ophield, daar
moesten ze een eindje het fietspaadje
over. Zo slecht werd dan het zand
spoor naar de boerderij. Maar wie
weet! Het kon nog meevallen. Maar
tóén wist de boer nog niet wat hem
en de medebewoners van het buurtje
te wachten stonnd. Dat wist geen
mens...
Het grote dennenbos doemde donkerder
dan ooit op in de grauwe middag. De
dieren, die wisten het helemaal niet.
In het bos lag een groot ven. Dat lag
er zó verlaten dat de meeste dieren
er kwamen om te drinken. Zelfs de
sluwste van hen, de oranjebruine vos
met zijn geschonden staart durfde
daar te komen.
In de luwte van de wildwal had hij een
beschut plekje. Och, zolang die maar
dichtbij bleef behoefden de boeren
voor die rakker niet te vrezen. Die
stroopte véél verder weg de bossen
en velden af. Geen mens zette in die
tijd van het jaar een voetstap in dat
immens grote bos. Geen mens? Nou
ja, de boswachter van „mijnheer"
kwam er wel eens.Nmaar wandelaars
kwam jè er niet tegen. Zó stil was
het geworden dat het scheen of de
mensen vrede gesloten hadden met
de bosbewoners.
Kwamen de jonge reebokken die nog
niet de rol van pasja bekleden bij het
ven, dan kneep de roodrok er stille
tjes tussen uit. Met dat reevolk had
hij eens kennis gemaakt. Wekenlang
had hij met eep door zo'n stang
opengereten rug rondgelopen. Je kon
het litteken nóg zien. Taai als hij was
had hij het gehaald en sindsdien in
hij alles wat egvaarlijk scheen uit de
weg.
Vooral van die éne man met zijn
vuurstok daar had broer vos niet van
terug. Dat was zo'n geniepig manne
ke. Op een keer liep hij wat aan de
bomen te snuffelen toen met een klap
een klem dichtsloeg en de punt van
zijn trotse staart was hij kwijt. Je
leèflde er wél door waar je niet moest
komen.
Waar hij ook niet van terughad?
Van de buizerden die op de paaltjes
rondom de weilanden zaten. Hij
had ergens een dood konijn gevonden
waar drie buizerden de wacht bij
hielden. Wéé wie het eerst zou
toeslaan. En dat was nou nét hun
bedoeling niet dat hij het zou zijn.
Dus kwamen ze tegelijk op hem af.
Lopen dat hij gedaan had om de
bosrand te bereiken. Dat konijn
hield hij in z'n bek geklemd. Een
felle houw met de scherpe nagels
van één van die vogels had hem
bijna een oog gekost.
Maar hij overleefde alles en wist dat ze
hem met rust lieten als hij maar van
alles wat in de buurt bewoog afbleef.
Zo was de rust in dat grote bos duur
zaam dank zij het feit dat moeder
natuur zelf de beste leermeesteres
is...
'i Morgens daarop lag er een dun vlies-
je sneeuw. Met een paar dagen was
de sneeuw weer weg. Het duurde nog
een volle week eer de weerhaan op
de dorpstoren een reis dóór het noor
den ging maken. De boer zei dat het
nou menens ging worden. Als de boe
ren het bladgoud op de haan van een
andere kant te zien kregen, dan kon
je je wel bergen. De bakker kwam
met de auto en later op de dag de
kruidenier. De boerin besloot maar
wat in 't voren te nemen.
De mannen die dag in dag uit langs de
weg zaten déden die dag goede zaken.
Als 't per se moest kwamen ze wel.
Al vroor het dat het kraakte. Er
kwam vorst en met een paar dagen
krabbelden de kinderen al op hun
schaatsen over de sloten. Het zette
dóór en nog vóór het Kerstmis was
lag heel het land toegesneeuwd. Oók
het donkere dennenbos vanzelf,
Móóoi was dat nu.
Bij de boerderij lag een klein
boomgaardje. Dicht tegen de stam
van een perelaar gedrongen zat die
kleine jager op muizen en ander
klein goed. Het was een mooie vo
gel, die torenvalk, die zo netjes
voor zijn eten „stond te bidden" in
de hoge, heldere vrieslucht, stukjes
bij beetjes verder vloog om dat
wiekelen telkens te herhalen. Dan
zag je hem bliksemsnel als «en uit
vaste hand wélgemikte steen vallen
en éven later zat hij op het vaste
plekje de muis die geslagen was te
verslinden. „Kijk", zo stelde de
boer vast, „Zolang ze dat maar
doen loopt het wel los". Ja, zo is de
mens. Zelfs roofvogels mogen de
boeren wel als het z,o in hun kraam
te pas komt.
Nog een paar dagen zo en het zou...
witte Kerst zijn. De boer zat onder de
brede schouw met de kousevoeten op
de plaat van de gloeiend gestookte
potkachel. Zo nu en dan stopte hij er
een blok beukehout in en dan hom-
melde het in de schoorsteen dat het
een lieve lust was.
Ineens was er buiten een hevig tumult.
De kettinghond ging als een bezetene
te keer en één van de katten die het
erf van muizen vrij moest houden
was in hevig gevecht geraakt met de
torenvalk. Beide hadden ze hetzelfde
niets vermoedende muisje in de smie
zen gehad. Een geluk voor het kleine
ding, want in het heetst van de strijd
vergaten de beide belagers de belaag
de. Toen bleek dat ze volkomen tegen
elkaar opgewassen waren, die kat en
die valk, want na een paar uitvallen
van beide zijden keerde de rust weer.
De boerin mompelde in zichzelf dat
het overal wel eens wat was...
De poes glipte het kattegat van de
deeldeur binnen. Maar het valkje zet
te zich terug op zijn post. Na een
tijdje geduldig wachten kwam, het
neusje onderzoekend in de lucht ge
stoken, een muis onder de hooiberg
uit. Dat wilde een graantje gaan pik
ken bij die sullen van kippen. Even
wachtte de vogel. En toen! Raak!! De
boer zag het gebeuren en knikte
goedkeurend. Goed zo jongen, zo
vond hij, zo'n hulpje kunnen wij wel
gebruiken.
Weer zat de torenvalk op het ver
trouwde plekje en spiedde naar de
hooibergen. Tot plotseling een ander
gevaar zich aandiende in de vorm
van een soortgenoot. Maar wat voor
een soortgenoot! Een slechtvalk! Zo'n
robuste jager achter de duiven. De
boer kende die wel. Hij had de roep
„kio" al gehoord. En ook nu schroef
de de slechtvalk rond de hofstede.
Maar de duiven van Jan zaten veilig
achter het gaas van het duivenkot.
„Geen schijn van kans mijnheertje",
merkte de boer op, „heb maar geduld
tot de bosduiven van honger op de
bevroren boerenkoolstruiken afko
men".
Die stonden bevracht met dikke klon
ters sneeuw, die al urenlang gevallen
was. Ieder jaar kwamen de bosduiven
opdagen. Dat zou nu zéker het geval
zijn. Op de middag vóór Kerstmis za
ten ze te wiebelen op de boerenfcèol
en pikten de brutaalsten al aan de
van sneeuw ontdane gedeelten. Het
torenvalkje lette niet op die duiven.
Dat was geen maat voor hem. Als
gebiologeerd bleef ze op de hooiber
gen loeren. De slechtvalk: had honger,
een razende honger en die zou een
kat desnoods geslagen hebben.
De duiven waren schaars dat jaar. Er
was gestaag op gejaagd door de schut
die achter dat grote dennenbos woon
de in een huis dat hij Maupertuis ge
noemd had. Een gekke vent en een
gekke naam vonden de boeren maar.
Raak schieten kón hij. Als de jacht-
heren een paar dagen in het dorp
neerstreken dan kwam hij altijd ne
tjes hun komst melden. Met het oog
op de kinderen, zie je. Omdat de boer
het land van de baron pachtte
„moest" Kees. de pienterste, altijd
mee drijven. Moeten... nou ja. dat
was de ongeschreven wet en je deed
er maar aan mee.
Kees was er gek op. De boswachter had
een afgerichte valk en Kees had die
wel eens op een zwaargehandschoen-
de hand mogen meedragen. Fel en
genadeloos was die slechtvalk. Die
zette een fazant nog na tot in de
struiken toe. Als de jachtschut dan de
geslagen fazant af wilde nemen liet
dat loeder niet eerder los of de belo
ning in de vorm van een Stukje vlees
moest hem voorgehouden worden.
Onderwijl werd de vogel weer „be
drijfsklaar" gemaakt. Met een in het
wild levende slechtvalk in de buurt
was het kwaad jagen. Maar die had
men in geen velden of wegen nog
gezien. En nu was die er dan toch!
Hij sloeg fel toe. onverwachts, en
voerde een houtduif mee in de grijp
grage klauwen.
ADVERTENTIE
ONZE GEDIPLOMEERDE VERKOOPSTERS
WILLEN U GRAAG VOOR DE FEESTDAGEN
BEHULPZAAM ZIJN.
Kees was naar buiten gerend, benieuwd
of dat nou nét zo'n valk was als de
schut had. En ja hoor! Op het brede
wagenpad zat hij de duif te plukken.
De veren stoven in het rond. Netjes
geplukt werd de duif verslonden.
Kees zag het allemaal gebeuren uit
een raampje in de varkensschuur. Hij
was blij de boswachter te kunnen
vertellen hóé brutaal dicht die slecht
valk bij de boerderij opereerde. Het
torenvalkje was opd nieuws...
De oude vos had in de greppelrand een
diep hol gegraven en zat daar veilig.
Hij at van alles maar het werd al
nijpender. Hij sloop overal rond,
maar overviel de kippenhokken niet.
De fazanten en patrijzen dunde hij
sterk en de schut beviel dat niets. Hij
besloot de vos óf te schieten. Tegen
het vallen van de avond vond hij aan
,de bosrand het vossespoor ingeprent
in verse sneeuw. Dat volgde hij en
kwam dicht bij het ven. En dóór be
trok hij urenlang de wacht. Dat het
een succes op zou leveren wist de
schut toen nog niet.
De boswachter was ook niet van giste
ren. Sporen liet hij niet na in de
Ja, het hongerige dier waande zich vei
lig. Hij ging op een plekje buiten zijn
bouw liggen waar de sneeuw wat
dunner lag. De schut-schoof iets om
hoog en keek in de richting van .de
greppel. Zou... zou mijnheertje het
wagen op buit af te gaan? Het was
een dag later en er was wat wind
komen opzetten. Al een uur zat de
de huiskamer en ging zo nu en dan
naar de deel. Jaantje was niet erg
goed. Jaantje was een van de koeien
die allemaal him eigen naam hadden
en op hetzelfde plekje stonden. Jaan
tje zou eerstdaags kalveren. En dót
zat niet zo best. Het arme dier lag
maar te steunen en te neuren. Kees
werd er akelig van. Hij ging maar
eens naar buiten en zag heel hoog in
de lucht een enorme vogel wijde bo
gen schrijven. Dót moest de zeearend
xjjm^XjsmkXjP^x&^xjHmi x x jamt>aan^x^^xa0mx^mkxa»>^ x
ZANDSTRAAT S - VEENENDAAL
sneeuw. Ook liet hij de honden niet
speuren. Dan zou die oude leperd wel
eens gaan verhuizen en was hij nog
even ver. Neen, hier kon geduld
slechts de oplossing brengen, 't Was
een gok! De schut wist dat. Misschien
zat hij wel glad verkeerd en kwam
de vos mensengeur tegemoet. Dan
was het óók glad mis. Maar toch! Het
kón niet missen. Nimmer had Rei-
naart zich zó dicht bij de hofsteden
genesteld.
Hoe dikwijls had het geluk hem al par
ten gespeeld in de tempel van Diana,
haar wildernissen, velden en wijde
watervlakten. Nu dorsen de kleinste
sprietjes nog een vleugje sneeuw en
is het pad aan de zijkanten onbe
roerd. Dat overwoog de man bij zich
zelf. De dennen stonden roerloos en
gingen gebukt onder de sneeuwvracht
en de takken bogen door. De stilte
was voelbaar voor de man achter de
richel.
Over het pad naderde het dier. 't
Kon niet mooier. Haast had Rei-
naart helemaal niet. Hij had al zó
verschrikkelijk veel doorstaan dat
hij driest genoeg was de fazanten
voor de neus van de schut weg te
kapen en tóch die man uit de weg
te blijven. De spiedende man moest
zich kalm houden. Hij was er niet
op uitgegaan om te jagen.
Puur toeval, na in het dorp wat bood
schappen te hebben gedaan, had hem
doen besluiten over het veelgebruikte
fietspaadje op huis aan te gaan. Maar
ja, kijken deed .hij altijd overal en
omdat hij tóch al met plannen rond
liep wós me dat een buitenkansje.
Even wachten nog. Een ekster of
Vlaamse gaai die hem zo plotseling
omhoog zou zien komen kon roet in
het eten gooien. En de loze vos wist
niet dat zijn laatste dagen geteld wa
ren. De boswachter zag het dier de
greppel induiken. Daar zit ie dan, zo
stelde de man vast, en de weg ge
bruik je als wissel. Héél. héél slim.
Wie verwachtte nou hiér die vos
man goed afwindig en wachtte...
wachtte... Als de vos zich wéér op het
foverspad zou begeven dan... ja, dón
was dat zijn laatste gang.
Het niets vermoedende dier ging zijn
laatste gang. Een schot knalde en da
verde over de velden. De boer keek
op. Bij de potkachel zat je nog het
beste. „Hoorde je dat moeder", vroeg
hij en stond op om naar buiten te
gan, „dat was vast onraad". Kees
wist het al wel en rende naar de
schuur om z'n fiets te halen. „Ik ga
kijken bij 't ven", riep hij gejaagd,
„de schut heeft vast de oude vos te
pakken". De boer en de boerin keken
elkaar maar eens aan. Ja, de kippen
deden de laatste dagen wél schrik
achtig...
De schut bekeek het dier, nam het op
en ging er mee op pad. Over het door
opvriezen hobbelig geworden fiet
spaadje kwam Kees hem achterna.
Hijgend stapte hij af. Daar stond de
jager dan met de roodrok over de
schouder, ,,'t Is een mooie", vond
Kees. maar de man schudde het
hoofd. „Kijk eens op zijn rug", wees
de schut „en de staart is ook niet
veel zaaks; neen, waardeloos voor de
bontmaker of voor de liefhebbers van
opgezette dieren".
Kees ging, een ervaring rijker, weer op
huis aan. Met purperen vuurgloed
trok de zon zich terug achter donkere
wolken aan de einder en de maan liet
haar schijnsel gaan over de witte
vlakten. Een grauw wolkenveld
kwam aandrijven en eer Kees de
klompen van de voeten gedaan had
vielen al de eerste sneeuwvlokjes.
Die Kerstnacht kwam er meer dan
tien centimeter sneeuw bij-
De kerkklokken zongen hun blijde
boodschap over beemd en veld. De
meeste boeren waren met gerij naar
het dorp gekomen. Kees zat alleen in
zijn waarover de schut verteld had.
Die had er bij gezegd dat het niet te
hopen was dat die zich in het bos zou
vestigen. Dan was al wat zich in het
veld bewoog niet zeker van zijn le
ven.
Hij mocht er niet eens op schieten. Een
kooiker aan de Maas had dat eens
gedaan. Die was met een agent van
de rijkspolitie terwijl ze de vogel bij
de vleugeltoppen gespreid hielden in
de krant gekomen. Wat had dat een
trammelant gegeven. Deze schroefde
weg tot je de stip niet meer zien kon.
En nóg een grote, bruine roofvogel
kwam laag vliegend nader. Kees ken
de die buizerd wel. Die was op zoek
naar een of ander dood dier. Die
kwam wel aan zijn trekken...
In het bos was de rust weergekeerd.
Om de boerderij niet. De slechtvalk
zat urenlang op de telefoonpalen
langs de landweggetjes. Je hoorde
haast geen bosduif meer rondklappe-
ren. Die had de straffe rover óf opge
peuzeld. óf verjaagd door zijn nabij
heid. Het torenvalkje kwam ook
trouw opdagen, maar wiekelde meer
boven de toegesneeuwde weilanden
dan voorheen.
De buurtmussen durfden zich weer op
het erf te vertonen. Ze hadden zich
schuil gehouden onder de hoge hooi-
bergkappen. Mezen en vinken, merels
en lijsters, koperwieken en kramsvo
gels durfden ook meer te wagen al
had de slechtvalk ook menige trouw
hartige kramsvogel geslagen. Het
brutaalst waren de spreeuwen die
zelfs tot in het kippenhok kwamen en
als je dan de deur opendeed, dón was
het in de verste hoeken een gefladder
van jewelste.
Kees wist slaapplekken van kramsvo
gels en koperwieken. De jongen had
wel interesse voor zulke vreemdelin
gen waarvan meester verteld had dat
ze uit „het hoge noorden" kwamen.
De boer zei dan ook op een keer te
gen moeder dat, als Kees het tenmin
ste wilde, die jongen best school
meester of zo mocht worden. Alle
maal op de boerderij ging tóch niet
meer. Temeer omdat ze op pacht za
ten. Kees z'n ogen hadden geglin
sterd" en zo kwam hij op de „mulo"
en kon volgend jaar al naar de
kweekschool in de stad.
Kees ging nog maar eens in de stal
kijken. Nóg hetzelfde! Die arme, ar
me Jaantje. Ze lag, de kop wat opzij
tussen de repels, te dampen van het
zweet. Zo'n dier kón niets zeggen,
maar als Kees naar de ogen keek...
Er kwam leven op het ef. De kerk
gangers kwamen thuis. „En?" was
vaders eerste bezorgde vraag. „Nóg 't
zelfde", antwoordde Kees, ,,'t is voor
Jaantje ook erg".
De boer nam een kloek besluit en belde
de veearts. Die was er al hél auw en
schudde het wijze hoofd. „Dat góót
mis", vond die, „een miskraam force
ren is nog het beste". Hij gaf de koe
een injectie en na een paar minuten
lag het dier rustig. „Het werkt best",
was de boer z'n mening, „maar wat
nu?" De „beestendokter" stroopte z'n
mouwen omhoog en noodde de boer
hem te helpen. „Even de tanden op
elkaar!", zei de ervaren veearts. Ge
holpen door de boer werd Jaantje
verlost in dubbele betekenis; van pijn
en van de oorzaak van de pijn.
,,'t Is jammer", vond de veearts, „maar
ja, dat kan ook wel eens voorkomen
en je mag niet klagen vriend; voor zó
iets heb je me nog nooit laten halen".
De boer knikte maar eens. 't Was
waar wat die man daar zei. Door de
regel genomen had hij altijd goed ge
boerd.,.
Kees zat op de hurken het „kalfje" te
bekijken, 't Stelde in feite nog niet
veel voor. De veearts gaf de boer een
briefje vanwege het opruimen van
kadavers. Begraven zou wel niet zo
best gaan, maar daar zouden ze wel
wat op vinden. Kees slenterde langs
de zuidzijde van de hofstede. Van het
schuine, rietgedekte dak hingen als
stalagmieten lange druipijspegels. Als
je er op tikte brachten ze verschillen
de geluiden voort. Net een muziekje,
dacht Kees.
Hij dwaald.e af naar de bosrand en...
dat daar was het spoor van een vós.
Zo wóar 'óls hïj Kées heette. Over de
schoongeveegde sloot, meer glijdend
dan lopend, ging het op huis aan. Hij
gunde zich geen tijd toen moeder riep
dat het eten zo klaar was. Gestampte
snijbonen met worst en spek. Daar
hield Kees zo van. Er moest dus iets
vreemds zijn dat de jongen dp eens
zo'n haast had.
„Een vos", had hij geroepen toen hij al
op de fiets zat. Die was op weg naar
Bart, de schat, dacht ze. De boswach
ter krabde zich eens achter het oor.
Nou hij de hoed niet op had bleek
Kees dat dat hoofd kaal was. Een
héél andere man zo. Helemaal niet
zo'n geweldenaar. „Dat ha ik al ge
dacht", stelde de schut vast", dan had
die ouwerekel tóch nog nette verke
ring; 'k dacht al eens dat die ouwe
wel érge honger had..."
Zo spoedde het jaar ten einde en de
vorst hield nog aan. De dieren kregen
het kwaad buiten. Vooral de reeën.
Die knabbelden aan de bast van het
akkermaalshout. Ook van konijnen
en hazen zag je nét boven de sneeuw
waar ze aan het knagen waren ge
weest. Veel scheelde dat de bóéren
niet. Je kon er toch niets mee begin
nen. Het was geen stuiver meer
waard. Hóé anders was dat vroeger
geweest toen gezinnen van eekschil
lers rondtrokken met een geit voor
de melk aan een touw; dóódsimpele
mensen die met elkaar in een gegra
ven gat in de grond leefden.
Ze kochten perceeltjes eikenhakhout en
dat klonk in april het gehamer met
een knuppel op het hout overal uit de
éénmansgaten «waarin die mensen
stonden te werken. Gedoemden, die
geen ander „kwaad" deden dan arm
te zijn. De boswachters hadden het
niet op dat stropers volk...
De dierennood werd al nijpender. De
schut had al dode konijnen en half
verhongerde reeën gevonden. Kees
vertelde dat op school en de biologie
leraar gaf een héél aparte les. Hij
had het over het nut van vele vogels.
Bij de huizen was wel wat met die
hongerende stumpertjes te doen. Een
verhaal sloeg zo aan dat er een vocd-
selactie op touw werd gezet zodat
rond Kerst ook de hongerige dieren
een feestmaal kon worden bereid.
LEERSUM Een verhuurder van
zomerhuisjes te Driebergen kreeg niet
enige jonge dames uit Leersum aan wie
hij enkele huisjes had verhuurd, on
enigheid. De eigenaar van de huisjes
meende het recht in eigen hand te
moeten nemen, en reed de jongedames
zondag jl. klem met zijn wagen. Dit
gebeurde in de buurt van Darthuizen
De klemgereden dame nam de con
tactsleutel mee, maar bij terugkomst
bleek dat de Driebergse verhuurder de
wagen toch had weten te starten en
deze had meegenomen.'
Toen de politie hem op het spoor
kwam was hij juist bezig om de wielen
van de wagen te slopen om deze zo
doende onklaar te maken.
Daar het nog'steeds bij de wet ver
boden is voor eigen rechter te spelen,
werd tegen de huiseigenaar proces ver
baal opgemaakt.
RHENEN Ook de laatste wedstrijd
tegen ons Vermaak 3 heeft RTTV in
winst weten om te zetten. R. v.d. Brink
was deze avond niet erg op dreef en
won slechts 1 partij, maar J. Engelaar
deed het beter en won fraai 2 partijen
terwijl D. v. Breenen ook in deze wed
strijd ongeslagen bleef. Door deze over
winning heeft RTTV nu een voorsprong
•van 4 punten op nr. 3 opgebouwd en
mag nu in de promotiegroep gaan pro
beren 1 van de 4 promotie plaatsen te
bereiken.
Zoals gewoonlijk zorgde D. v. Bree
nen in de le partij voor een voorsprong
door te winnen van Janssen in 2 games
15/21 13/21. Hoewel J. Engelaar ver
volgens goed tegenstand bood, vooral in
de 2e game kon hij toch niet verhinde
ren dat Ebbelinte deze won met 21/11
21/.19. R. v.d. Brink speelde tegen v.
Wetten een zwakke le game doch in de
beide volgende, wist hij zich prima te
herstellen en won tenslotte met
21-7-15/21-15 21.
Het dubbel leverde voor J. Engelaar
en D. v. Breenen weer geen moeilijkhe
den op 13/21 17/21. D. v. Breenen
zorgde hierna voor 14 door van Ebbe-
link te winnen 13/21 16/21 waarna
echter R. v.d. Brink enigszins teleur
stelde door te verliezen van Janssen
13/21 21/14 21/19. J. Engelaar ver
hoogde de voorsprong in een goed ge
speelde partij tegen v. Weiten op 25
door winst in 3 games 21/11 18/21
14/21, waarna R. v. d. Brink opnieuw
verloor, nu van de sterke Ebbelink
2112 19/21 21/11.
D. v. Breenen zorgde voor de volle
winst door van Wetten geen kans te
geven. 13/21 10/21 en J. Engelaar
zorgde tenslotte voor 37 door Janssen
te verslaan 21/7 14/21 13/21.
De (nog niet volledige) competities
tand: 1. RTTV 10—16 67—33, 2. Arena
915 6624, 3. Ons Vermaak 3 1011
47—53, 4. Kolping 3 8—8 36—44.
De persoonlijke prestaties van de
drie spelers zijn als volgt: gesp. -
gew. verl. pet
J. Engelaar 27 11 16 41
R. v.d. Brink 30 20 10 67
D. v. Breenen 30 27 3 90
LEERSUM Maandagmiddag werd
bij de Ned. Herv. Kerk een 7-jarige
jongen aangereden. Hij s!ak zonder
voldoende uit te kijken de weg over en
liep tegen de auto van B. uit Apeldoorn
op. De jongen liep behoorlijke verwon
dingen aan hoofd en benen op.
Bij d e Lomboklaan had ook een on
geval plaats. De 70-jarige heer Van D.
wilde van de Lomboklaan oversteken
naar de Hoflaan. D. zag daarbij de auto
niet van de heer D. uit Amerongen en
werd door deze wagen gegrepen. Met
inwendige kneuzingen is hij naar huis
vervoerd.
Coöperatieve veilirigsvereniging Zalt
bommel en Omstreken. Prijsbericht d.d.
2l-12r-1970.
Fruit export-
Cox Or. Pippin: I 75/80 48-64, 70/75
48-63, 65/70 33-46, 60/65 27-35 per kg.
Golden Delicious: II 75/80 20-26, 70/
75 15-20, 65/70 15-19 per kg.
Goudreinette rood: I 80/90 49-58, 70/
80 37-63; geel I 75/85 35-40; II 65 75
23-30 per kg.
Peren:
Conference: I 65/75 55, 55/65 37-'40 per
kg.
Doyenne du C.: I 75/85 76-79, 65/75
69-71, 85/90 85 per kg.
Legipont: I 60/65 48, 55/60 34-36 per
N.V. Vruchten veiling „Tiel en Omstre,
ken". Veilbericht van maandag 21-12-'70.
Appelen:
Cox's Orange Pippin: I 75/80 51-55,
70 75 47-52, 65 70 38-43, 60/65 20-29; vil
75/85 44-50, 70/75 39-46, 65/70 26-37, 60/
65 16-28.
Golden Delicious: II 75/80 19-29, 70/
75 19-26, 65/70 15-19.
Goudreinette: I 75-85 40-49; II 75-85
31-40 70 80 30-39, 65/75 28-35.
Ingrid Marie: II 70/80 29-32, 60/70 20-
24.
Jonathan: II 75/80 24-28, 65/70 15-21,
Laxton's Superb: II 70/80 24-28, 65/75
15-19.
Lombartscalville: I 75/85 20-24, II 75/
85 16-21, 65/75 15-20.
Industrie appelen per 100 kg blank
f 13,20; per 100 kg rood f 9,80.
Peren:
Doyenne du Cornice: II 75/85 63-69,
65/75 53-63.
Legipont: II 60/70 32-37, 50/60 22-31.
Brederode: II 65/75 33-47, 60/70 24-
32.
St. Remv: II 65 75 25-30, 60/70 24-29.
Winterjan: I 50/60 23-27.
Van maandag 21 december 1970.
Appelen: kl 75/op, 70/75, 65/70, 60/65,
55/60, 1, 2; x Cox's Orange Pippin 1
50—63, 49—54, 39—48, 24—35,
x Cox's Orange Pippin 2 38—48,
33—39, 23—30, 15—18, x Golden
Delicious 1 26—31, 22—25, 20-23,
x Golden Delicious 2 2426,
1821, Goudreinette 1
3643, x Goudrei
nette 2 32—42, 30—39, 28—34,
Jonathan 1 2022 1618,
x Jonathan 2 1621, 1517,
Lombartscalville 1 2327,
Lombartscalville 2
2123, Goudreinette
rode 1 40—59. Goud
reinette rode 2 3235,
Dijkmanszoet 5564,
27—34; Ingrid Marie I 39—49. 38—44,
2833, Ingrid Marie 2
2225, fabrieksfruit per
100 kg blank f 12,40—13,10, rood f 6.20;
Jonathan rood f 10,30; kroet per 100
kg f 9,50, zuur ropd f 6,20, zoet f 6,00.
Peren: Legipont 1 41—53,
3941, Doyenne du Cornice 2
70—72, 68—73, 65—67, St.
Remy 22—27, Gie-
ser Wildeman 5288,
2837; x Brederode
3546, 2032; Winterjan
2130, peren kroet per 100 kg
f 3.00.
Groenten: andijvie 3360; prei 2233,
1519; rode kool 1418; wortelen
1114; koolraap 616; savooiekool
1926; spruiten 4251. 3541; witlof
731,12, 3364; uien 2226; boeren
kool 16—22.
x is hoofdaanvoer. Alles in centen per
kg tenzij anders vermeld.