en toen werd het een witte Kerst Winters natuurverhaal door Adriaan P. de Kleuver I I I I I I I I I I I I I Wij kunnen u geen witte kerst garanderen I I I I I I I I I I I I I VEILING SEPTER TIEL f Roodrok Gevecht Valk Wacht Sneeuw Buizerd Verlossing Spoor Feestmaal Huurbaas speelde voor eigen rechter Tai ellennis R.T.T.V. WON OOK LAATSTE WEDSTRIJD Bij oversteken aangereden Veiling Zaltbommel VRUCHTENVEILING TIEL MAAR WEL SFEERVOLLE WITTE FOUNDATION. DE SPECIAALZAAK VOOR U MEVROUW DINSDAG 22 DECEMBER 1970 ^eMer»^eMlr*5eMWr*,1fcdlF,x x&mkXjmmkXjmtkXjmmLx&m*. jr%^%-&- ^lar-j^dr ^^-0-^ ,<*fc*r De winter zette mild in en het kwak kelde maar voort. Je kon de heuvel helling aan de heiige einder nog steeds goed waarnemen. Soms was het wazig, als werd een tere sluier over het wijde land getrokken en ook de avonden waren niet koud. De mensen riepen elkaar toe: „Bleef het maar zo tot de Kerst, dan schoten we al mooi op". Er zat geen schot in de winter. De boeren drentelden maar wat rone op hun erf, prutsten hiér wat en klungelden daar wat en iede re dag ging voorbij zoals de vorige geweest was. Maar de winter is onbe rekenbaar en je zit zó in de barre kou. Voor je er erg in hebt. Op een dag bemerkte de boer, die zo een zaam temidden van de weilanden woonde, dat er wat aan het verande ren was. De lucht was grauwer ge worden en de wind draaide langzaam, maar zeker, de noordhoek In. Dat kón wel eens sneeuw brengen, zo dacht hij bij zichzelf. Alles had hij goed in oree. De bieten en zo zaten goed in gekuild. Maar sneeuw was voor die mensen niet zo mooi. Ze zaten dan afgesneden van het dorp en de bak ker en de kruidenier koneen met hun auto amper tot bij de boerderij ko men. Waar de brede zandweg ophield, daar moesten ze een eindje het fietspaadje over. Zo slecht werd dan het zand spoor naar de boerderij. Maar wie weet! Het kon nog meevallen. Maar tóén wist de boer nog niet wat hem en de medebewoners van het buurtje te wachten stonnd. Dat wist geen mens... Het grote dennenbos doemde donkerder dan ooit op in de grauwe middag. De dieren, die wisten het helemaal niet. In het bos lag een groot ven. Dat lag er zó verlaten dat de meeste dieren er kwamen om te drinken. Zelfs de sluwste van hen, de oranjebruine vos met zijn geschonden staart durfde daar te komen. In de luwte van de wildwal had hij een beschut plekje. Och, zolang die maar dichtbij bleef behoefden de boeren voor die rakker niet te vrezen. Die stroopte véél verder weg de bossen en velden af. Geen mens zette in die tijd van het jaar een voetstap in dat immens grote bos. Geen mens? Nou ja, de boswachter van „mijnheer" kwam er wel eens.Nmaar wandelaars kwam jè er niet tegen. Zó stil was het geworden dat het scheen of de mensen vrede gesloten hadden met de bosbewoners. Kwamen de jonge reebokken die nog niet de rol van pasja bekleden bij het ven, dan kneep de roodrok er stille tjes tussen uit. Met dat reevolk had hij eens kennis gemaakt. Wekenlang had hij met eep door zo'n stang opengereten rug rondgelopen. Je kon het litteken nóg zien. Taai als hij was had hij het gehaald en sindsdien in hij alles wat egvaarlijk scheen uit de weg. Vooral van die éne man met zijn vuurstok daar had broer vos niet van terug. Dat was zo'n geniepig manne ke. Op een keer liep hij wat aan de bomen te snuffelen toen met een klap een klem dichtsloeg en de punt van zijn trotse staart was hij kwijt. Je leèflde er wél door waar je niet moest komen. Waar hij ook niet van terughad? Van de buizerden die op de paaltjes rondom de weilanden zaten. Hij had ergens een dood konijn gevonden waar drie buizerden de wacht bij hielden. Wéé wie het eerst zou toeslaan. En dat was nou nét hun bedoeling niet dat hij het zou zijn. Dus kwamen ze tegelijk op hem af. Lopen dat hij gedaan had om de bosrand te bereiken. Dat konijn hield hij in z'n bek geklemd. Een felle houw met de scherpe nagels van één van die vogels had hem bijna een oog gekost. Maar hij overleefde alles en wist dat ze hem met rust lieten als hij maar van alles wat in de buurt bewoog afbleef. Zo was de rust in dat grote bos duur zaam dank zij het feit dat moeder natuur zelf de beste leermeesteres is... 'i Morgens daarop lag er een dun vlies- je sneeuw. Met een paar dagen was de sneeuw weer weg. Het duurde nog een volle week eer de weerhaan op de dorpstoren een reis dóór het noor den ging maken. De boer zei dat het nou menens ging worden. Als de boe ren het bladgoud op de haan van een andere kant te zien kregen, dan kon je je wel bergen. De bakker kwam met de auto en later op de dag de kruidenier. De boerin besloot maar wat in 't voren te nemen. De mannen die dag in dag uit langs de weg zaten déden die dag goede zaken. Als 't per se moest kwamen ze wel. Al vroor het dat het kraakte. Er kwam vorst en met een paar dagen krabbelden de kinderen al op hun schaatsen over de sloten. Het zette dóór en nog vóór het Kerstmis was lag heel het land toegesneeuwd. Oók het donkere dennenbos vanzelf, Móóoi was dat nu. Bij de boerderij lag een klein boomgaardje. Dicht tegen de stam van een perelaar gedrongen zat die kleine jager op muizen en ander klein goed. Het was een mooie vo gel, die torenvalk, die zo netjes voor zijn eten „stond te bidden" in de hoge, heldere vrieslucht, stukjes bij beetjes verder vloog om dat wiekelen telkens te herhalen. Dan zag je hem bliksemsnel als «en uit vaste hand wélgemikte steen vallen en éven later zat hij op het vaste plekje de muis die geslagen was te verslinden. „Kijk", zo stelde de boer vast, „Zolang ze dat maar doen loopt het wel los". Ja, zo is de mens. Zelfs roofvogels mogen de boeren wel als het z,o in hun kraam te pas komt. Nog een paar dagen zo en het zou... witte Kerst zijn. De boer zat onder de brede schouw met de kousevoeten op de plaat van de gloeiend gestookte potkachel. Zo nu en dan stopte hij er een blok beukehout in en dan hom- melde het in de schoorsteen dat het een lieve lust was. Ineens was er buiten een hevig tumult. De kettinghond ging als een bezetene te keer en één van de katten die het erf van muizen vrij moest houden was in hevig gevecht geraakt met de torenvalk. Beide hadden ze hetzelfde niets vermoedende muisje in de smie zen gehad. Een geluk voor het kleine ding, want in het heetst van de strijd vergaten de beide belagers de belaag de. Toen bleek dat ze volkomen tegen elkaar opgewassen waren, die kat en die valk, want na een paar uitvallen van beide zijden keerde de rust weer. De boerin mompelde in zichzelf dat het overal wel eens wat was... De poes glipte het kattegat van de deeldeur binnen. Maar het valkje zet te zich terug op zijn post. Na een tijdje geduldig wachten kwam, het neusje onderzoekend in de lucht ge stoken, een muis onder de hooiberg uit. Dat wilde een graantje gaan pik ken bij die sullen van kippen. Even wachtte de vogel. En toen! Raak!! De boer zag het gebeuren en knikte goedkeurend. Goed zo jongen, zo vond hij, zo'n hulpje kunnen wij wel gebruiken. Weer zat de torenvalk op het ver trouwde plekje en spiedde naar de hooibergen. Tot plotseling een ander gevaar zich aandiende in de vorm van een soortgenoot. Maar wat voor een soortgenoot! Een slechtvalk! Zo'n robuste jager achter de duiven. De boer kende die wel. Hij had de roep „kio" al gehoord. En ook nu schroef de de slechtvalk rond de hofstede. Maar de duiven van Jan zaten veilig achter het gaas van het duivenkot. „Geen schijn van kans mijnheertje", merkte de boer op, „heb maar geduld tot de bosduiven van honger op de bevroren boerenkoolstruiken afko men". Die stonden bevracht met dikke klon ters sneeuw, die al urenlang gevallen was. Ieder jaar kwamen de bosduiven opdagen. Dat zou nu zéker het geval zijn. Op de middag vóór Kerstmis za ten ze te wiebelen op de boerenfcèol en pikten de brutaalsten al aan de van sneeuw ontdane gedeelten. Het torenvalkje lette niet op die duiven. Dat was geen maat voor hem. Als gebiologeerd bleef ze op de hooiber gen loeren. De slechtvalk: had honger, een razende honger en die zou een kat desnoods geslagen hebben. De duiven waren schaars dat jaar. Er was gestaag op gejaagd door de schut die achter dat grote dennenbos woon de in een huis dat hij Maupertuis ge noemd had. Een gekke vent en een gekke naam vonden de boeren maar. Raak schieten kón hij. Als de jacht- heren een paar dagen in het dorp neerstreken dan kwam hij altijd ne tjes hun komst melden. Met het oog op de kinderen, zie je. Omdat de boer het land van de baron pachtte „moest" Kees. de pienterste, altijd mee drijven. Moeten... nou ja. dat was de ongeschreven wet en je deed er maar aan mee. Kees was er gek op. De boswachter had een afgerichte valk en Kees had die wel eens op een zwaargehandschoen- de hand mogen meedragen. Fel en genadeloos was die slechtvalk. Die zette een fazant nog na tot in de struiken toe. Als de jachtschut dan de geslagen fazant af wilde nemen liet dat loeder niet eerder los of de belo ning in de vorm van een Stukje vlees moest hem voorgehouden worden. Onderwijl werd de vogel weer „be drijfsklaar" gemaakt. Met een in het wild levende slechtvalk in de buurt was het kwaad jagen. Maar die had men in geen velden of wegen nog gezien. En nu was die er dan toch! Hij sloeg fel toe. onverwachts, en voerde een houtduif mee in de grijp grage klauwen. ADVERTENTIE ONZE GEDIPLOMEERDE VERKOOPSTERS WILLEN U GRAAG VOOR DE FEESTDAGEN BEHULPZAAM ZIJN. Kees was naar buiten gerend, benieuwd of dat nou nét zo'n valk was als de schut had. En ja hoor! Op het brede wagenpad zat hij de duif te plukken. De veren stoven in het rond. Netjes geplukt werd de duif verslonden. Kees zag het allemaal gebeuren uit een raampje in de varkensschuur. Hij was blij de boswachter te kunnen vertellen hóé brutaal dicht die slecht valk bij de boerderij opereerde. Het torenvalkje was opd nieuws... De oude vos had in de greppelrand een diep hol gegraven en zat daar veilig. Hij at van alles maar het werd al nijpender. Hij sloop overal rond, maar overviel de kippenhokken niet. De fazanten en patrijzen dunde hij sterk en de schut beviel dat niets. Hij besloot de vos óf te schieten. Tegen het vallen van de avond vond hij aan ,de bosrand het vossespoor ingeprent in verse sneeuw. Dat volgde hij en kwam dicht bij het ven. En dóór be trok hij urenlang de wacht. Dat het een succes op zou leveren wist de schut toen nog niet. De boswachter was ook niet van giste ren. Sporen liet hij niet na in de Ja, het hongerige dier waande zich vei lig. Hij ging op een plekje buiten zijn bouw liggen waar de sneeuw wat dunner lag. De schut-schoof iets om hoog en keek in de richting van .de greppel. Zou... zou mijnheertje het wagen op buit af te gaan? Het was een dag later en er was wat wind komen opzetten. Al een uur zat de de huiskamer en ging zo nu en dan naar de deel. Jaantje was niet erg goed. Jaantje was een van de koeien die allemaal him eigen naam hadden en op hetzelfde plekje stonden. Jaan tje zou eerstdaags kalveren. En dót zat niet zo best. Het arme dier lag maar te steunen en te neuren. Kees werd er akelig van. Hij ging maar eens naar buiten en zag heel hoog in de lucht een enorme vogel wijde bo gen schrijven. Dót moest de zeearend xjjm^XjsmkXjP^x&^xjHmi x x jamt>aan^x^^xa0mx^mkxa»>^ x ZANDSTRAAT S - VEENENDAAL sneeuw. Ook liet hij de honden niet speuren. Dan zou die oude leperd wel eens gaan verhuizen en was hij nog even ver. Neen, hier kon geduld slechts de oplossing brengen, 't Was een gok! De schut wist dat. Misschien zat hij wel glad verkeerd en kwam de vos mensengeur tegemoet. Dan was het óók glad mis. Maar toch! Het kón niet missen. Nimmer had Rei- naart zich zó dicht bij de hofsteden genesteld. Hoe dikwijls had het geluk hem al par ten gespeeld in de tempel van Diana, haar wildernissen, velden en wijde watervlakten. Nu dorsen de kleinste sprietjes nog een vleugje sneeuw en is het pad aan de zijkanten onbe roerd. Dat overwoog de man bij zich zelf. De dennen stonden roerloos en gingen gebukt onder de sneeuwvracht en de takken bogen door. De stilte was voelbaar voor de man achter de richel. Over het pad naderde het dier. 't Kon niet mooier. Haast had Rei- naart helemaal niet. Hij had al zó verschrikkelijk veel doorstaan dat hij driest genoeg was de fazanten voor de neus van de schut weg te kapen en tóch die man uit de weg te blijven. De spiedende man moest zich kalm houden. Hij was er niet op uitgegaan om te jagen. Puur toeval, na in het dorp wat bood schappen te hebben gedaan, had hem doen besluiten over het veelgebruikte fietspaadje op huis aan te gaan. Maar ja, kijken deed .hij altijd overal en omdat hij tóch al met plannen rond liep wós me dat een buitenkansje. Even wachten nog. Een ekster of Vlaamse gaai die hem zo plotseling omhoog zou zien komen kon roet in het eten gooien. En de loze vos wist niet dat zijn laatste dagen geteld wa ren. De boswachter zag het dier de greppel induiken. Daar zit ie dan, zo stelde de man vast, en de weg ge bruik je als wissel. Héél. héél slim. Wie verwachtte nou hiér die vos man goed afwindig en wachtte... wachtte... Als de vos zich wéér op het foverspad zou begeven dan... ja, dón was dat zijn laatste gang. Het niets vermoedende dier ging zijn laatste gang. Een schot knalde en da verde over de velden. De boer keek op. Bij de potkachel zat je nog het beste. „Hoorde je dat moeder", vroeg hij en stond op om naar buiten te gan, „dat was vast onraad". Kees wist het al wel en rende naar de schuur om z'n fiets te halen. „Ik ga kijken bij 't ven", riep hij gejaagd, „de schut heeft vast de oude vos te pakken". De boer en de boerin keken elkaar maar eens aan. Ja, de kippen deden de laatste dagen wél schrik achtig... De schut bekeek het dier, nam het op en ging er mee op pad. Over het door opvriezen hobbelig geworden fiet spaadje kwam Kees hem achterna. Hijgend stapte hij af. Daar stond de jager dan met de roodrok over de schouder, ,,'t Is een mooie", vond Kees. maar de man schudde het hoofd. „Kijk eens op zijn rug", wees de schut „en de staart is ook niet veel zaaks; neen, waardeloos voor de bontmaker of voor de liefhebbers van opgezette dieren". Kees ging, een ervaring rijker, weer op huis aan. Met purperen vuurgloed trok de zon zich terug achter donkere wolken aan de einder en de maan liet haar schijnsel gaan over de witte vlakten. Een grauw wolkenveld kwam aandrijven en eer Kees de klompen van de voeten gedaan had vielen al de eerste sneeuwvlokjes. Die Kerstnacht kwam er meer dan tien centimeter sneeuw bij- De kerkklokken zongen hun blijde boodschap over beemd en veld. De meeste boeren waren met gerij naar het dorp gekomen. Kees zat alleen in zijn waarover de schut verteld had. Die had er bij gezegd dat het niet te hopen was dat die zich in het bos zou vestigen. Dan was al wat zich in het veld bewoog niet zeker van zijn le ven. Hij mocht er niet eens op schieten. Een kooiker aan de Maas had dat eens gedaan. Die was met een agent van de rijkspolitie terwijl ze de vogel bij de vleugeltoppen gespreid hielden in de krant gekomen. Wat had dat een trammelant gegeven. Deze schroefde weg tot je de stip niet meer zien kon. En nóg een grote, bruine roofvogel kwam laag vliegend nader. Kees ken de die buizerd wel. Die was op zoek naar een of ander dood dier. Die kwam wel aan zijn trekken... In het bos was de rust weergekeerd. Om de boerderij niet. De slechtvalk zat urenlang op de telefoonpalen langs de landweggetjes. Je hoorde haast geen bosduif meer rondklappe- ren. Die had de straffe rover óf opge peuzeld. óf verjaagd door zijn nabij heid. Het torenvalkje kwam ook trouw opdagen, maar wiekelde meer boven de toegesneeuwde weilanden dan voorheen. De buurtmussen durfden zich weer op het erf te vertonen. Ze hadden zich schuil gehouden onder de hoge hooi- bergkappen. Mezen en vinken, merels en lijsters, koperwieken en kramsvo gels durfden ook meer te wagen al had de slechtvalk ook menige trouw hartige kramsvogel geslagen. Het brutaalst waren de spreeuwen die zelfs tot in het kippenhok kwamen en als je dan de deur opendeed, dón was het in de verste hoeken een gefladder van jewelste. Kees wist slaapplekken van kramsvo gels en koperwieken. De jongen had wel interesse voor zulke vreemdelin gen waarvan meester verteld had dat ze uit „het hoge noorden" kwamen. De boer zei dan ook op een keer te gen moeder dat, als Kees het tenmin ste wilde, die jongen best school meester of zo mocht worden. Alle maal op de boerderij ging tóch niet meer. Temeer omdat ze op pacht za ten. Kees z'n ogen hadden geglin sterd" en zo kwam hij op de „mulo" en kon volgend jaar al naar de kweekschool in de stad. Kees ging nog maar eens in de stal kijken. Nóg hetzelfde! Die arme, ar me Jaantje. Ze lag, de kop wat opzij tussen de repels, te dampen van het zweet. Zo'n dier kón niets zeggen, maar als Kees naar de ogen keek... Er kwam leven op het ef. De kerk gangers kwamen thuis. „En?" was vaders eerste bezorgde vraag. „Nóg 't zelfde", antwoordde Kees, ,,'t is voor Jaantje ook erg". De boer nam een kloek besluit en belde de veearts. Die was er al hél auw en schudde het wijze hoofd. „Dat góót mis", vond die, „een miskraam force ren is nog het beste". Hij gaf de koe een injectie en na een paar minuten lag het dier rustig. „Het werkt best", was de boer z'n mening, „maar wat nu?" De „beestendokter" stroopte z'n mouwen omhoog en noodde de boer hem te helpen. „Even de tanden op elkaar!", zei de ervaren veearts. Ge holpen door de boer werd Jaantje verlost in dubbele betekenis; van pijn en van de oorzaak van de pijn. ,,'t Is jammer", vond de veearts, „maar ja, dat kan ook wel eens voorkomen en je mag niet klagen vriend; voor zó iets heb je me nog nooit laten halen". De boer knikte maar eens. 't Was waar wat die man daar zei. Door de regel genomen had hij altijd goed ge boerd.,. Kees zat op de hurken het „kalfje" te bekijken, 't Stelde in feite nog niet veel voor. De veearts gaf de boer een briefje vanwege het opruimen van kadavers. Begraven zou wel niet zo best gaan, maar daar zouden ze wel wat op vinden. Kees slenterde langs de zuidzijde van de hofstede. Van het schuine, rietgedekte dak hingen als stalagmieten lange druipijspegels. Als je er op tikte brachten ze verschillen de geluiden voort. Net een muziekje, dacht Kees. Hij dwaald.e af naar de bosrand en... dat daar was het spoor van een vós. Zo wóar 'óls hïj Kées heette. Over de schoongeveegde sloot, meer glijdend dan lopend, ging het op huis aan. Hij gunde zich geen tijd toen moeder riep dat het eten zo klaar was. Gestampte snijbonen met worst en spek. Daar hield Kees zo van. Er moest dus iets vreemds zijn dat de jongen dp eens zo'n haast had. „Een vos", had hij geroepen toen hij al op de fiets zat. Die was op weg naar Bart, de schat, dacht ze. De boswach ter krabde zich eens achter het oor. Nou hij de hoed niet op had bleek Kees dat dat hoofd kaal was. Een héél andere man zo. Helemaal niet zo'n geweldenaar. „Dat ha ik al ge dacht", stelde de schut vast", dan had die ouwerekel tóch nog nette verke ring; 'k dacht al eens dat die ouwe wel érge honger had..." Zo spoedde het jaar ten einde en de vorst hield nog aan. De dieren kregen het kwaad buiten. Vooral de reeën. Die knabbelden aan de bast van het akkermaalshout. Ook van konijnen en hazen zag je nét boven de sneeuw waar ze aan het knagen waren ge weest. Veel scheelde dat de bóéren niet. Je kon er toch niets mee begin nen. Het was geen stuiver meer waard. Hóé anders was dat vroeger geweest toen gezinnen van eekschil lers rondtrokken met een geit voor de melk aan een touw; dóódsimpele mensen die met elkaar in een gegra ven gat in de grond leefden. Ze kochten perceeltjes eikenhakhout en dat klonk in april het gehamer met een knuppel op het hout overal uit de éénmansgaten «waarin die mensen stonden te werken. Gedoemden, die geen ander „kwaad" deden dan arm te zijn. De boswachters hadden het niet op dat stropers volk... De dierennood werd al nijpender. De schut had al dode konijnen en half verhongerde reeën gevonden. Kees vertelde dat op school en de biologie leraar gaf een héél aparte les. Hij had het over het nut van vele vogels. Bij de huizen was wel wat met die hongerende stumpertjes te doen. Een verhaal sloeg zo aan dat er een vocd- selactie op touw werd gezet zodat rond Kerst ook de hongerige dieren een feestmaal kon worden bereid. LEERSUM Een verhuurder van zomerhuisjes te Driebergen kreeg niet enige jonge dames uit Leersum aan wie hij enkele huisjes had verhuurd, on enigheid. De eigenaar van de huisjes meende het recht in eigen hand te moeten nemen, en reed de jongedames zondag jl. klem met zijn wagen. Dit gebeurde in de buurt van Darthuizen De klemgereden dame nam de con tactsleutel mee, maar bij terugkomst bleek dat de Driebergse verhuurder de wagen toch had weten te starten en deze had meegenomen.' Toen de politie hem op het spoor kwam was hij juist bezig om de wielen van de wagen te slopen om deze zo doende onklaar te maken. Daar het nog'steeds bij de wet ver boden is voor eigen rechter te spelen, werd tegen de huiseigenaar proces ver baal opgemaakt. RHENEN Ook de laatste wedstrijd tegen ons Vermaak 3 heeft RTTV in winst weten om te zetten. R. v.d. Brink was deze avond niet erg op dreef en won slechts 1 partij, maar J. Engelaar deed het beter en won fraai 2 partijen terwijl D. v. Breenen ook in deze wed strijd ongeslagen bleef. Door deze over winning heeft RTTV nu een voorsprong •van 4 punten op nr. 3 opgebouwd en mag nu in de promotiegroep gaan pro beren 1 van de 4 promotie plaatsen te bereiken. Zoals gewoonlijk zorgde D. v. Bree nen in de le partij voor een voorsprong door te winnen van Janssen in 2 games 15/21 13/21. Hoewel J. Engelaar ver volgens goed tegenstand bood, vooral in de 2e game kon hij toch niet verhinde ren dat Ebbelinte deze won met 21/11 21/.19. R. v.d. Brink speelde tegen v. Wetten een zwakke le game doch in de beide volgende, wist hij zich prima te herstellen en won tenslotte met 21-7-15/21-15 21. Het dubbel leverde voor J. Engelaar en D. v. Breenen weer geen moeilijkhe den op 13/21 17/21. D. v. Breenen zorgde hierna voor 14 door van Ebbe- link te winnen 13/21 16/21 waarna echter R. v.d. Brink enigszins teleur stelde door te verliezen van Janssen 13/21 21/14 21/19. J. Engelaar ver hoogde de voorsprong in een goed ge speelde partij tegen v. Weiten op 25 door winst in 3 games 21/11 18/21 14/21, waarna R. v. d. Brink opnieuw verloor, nu van de sterke Ebbelink 2112 19/21 21/11. D. v. Breenen zorgde voor de volle winst door van Wetten geen kans te geven. 13/21 10/21 en J. Engelaar zorgde tenslotte voor 37 door Janssen te verslaan 21/7 14/21 13/21. De (nog niet volledige) competities tand: 1. RTTV 10—16 67—33, 2. Arena 915 6624, 3. Ons Vermaak 3 1011 47—53, 4. Kolping 3 8—8 36—44. De persoonlijke prestaties van de drie spelers zijn als volgt: gesp. - gew. verl. pet J. Engelaar 27 11 16 41 R. v.d. Brink 30 20 10 67 D. v. Breenen 30 27 3 90 LEERSUM Maandagmiddag werd bij de Ned. Herv. Kerk een 7-jarige jongen aangereden. Hij s!ak zonder voldoende uit te kijken de weg over en liep tegen de auto van B. uit Apeldoorn op. De jongen liep behoorlijke verwon dingen aan hoofd en benen op. Bij d e Lomboklaan had ook een on geval plaats. De 70-jarige heer Van D. wilde van de Lomboklaan oversteken naar de Hoflaan. D. zag daarbij de auto niet van de heer D. uit Amerongen en werd door deze wagen gegrepen. Met inwendige kneuzingen is hij naar huis vervoerd. Coöperatieve veilirigsvereniging Zalt bommel en Omstreken. Prijsbericht d.d. 2l-12r-1970. Fruit export- Cox Or. Pippin: I 75/80 48-64, 70/75 48-63, 65/70 33-46, 60/65 27-35 per kg. Golden Delicious: II 75/80 20-26, 70/ 75 15-20, 65/70 15-19 per kg. Goudreinette rood: I 80/90 49-58, 70/ 80 37-63; geel I 75/85 35-40; II 65 75 23-30 per kg. Peren: Conference: I 65/75 55, 55/65 37-'40 per kg. Doyenne du C.: I 75/85 76-79, 65/75 69-71, 85/90 85 per kg. Legipont: I 60/65 48, 55/60 34-36 per N.V. Vruchten veiling „Tiel en Omstre, ken". Veilbericht van maandag 21-12-'70. Appelen: Cox's Orange Pippin: I 75/80 51-55, 70 75 47-52, 65 70 38-43, 60/65 20-29; vil 75/85 44-50, 70/75 39-46, 65/70 26-37, 60/ 65 16-28. Golden Delicious: II 75/80 19-29, 70/ 75 19-26, 65/70 15-19. Goudreinette: I 75-85 40-49; II 75-85 31-40 70 80 30-39, 65/75 28-35. Ingrid Marie: II 70/80 29-32, 60/70 20- 24. Jonathan: II 75/80 24-28, 65/70 15-21, Laxton's Superb: II 70/80 24-28, 65/75 15-19. Lombartscalville: I 75/85 20-24, II 75/ 85 16-21, 65/75 15-20. Industrie appelen per 100 kg blank f 13,20; per 100 kg rood f 9,80. Peren: Doyenne du Cornice: II 75/85 63-69, 65/75 53-63. Legipont: II 60/70 32-37, 50/60 22-31. Brederode: II 65/75 33-47, 60/70 24- 32. St. Remv: II 65 75 25-30, 60/70 24-29. Winterjan: I 50/60 23-27. Van maandag 21 december 1970. Appelen: kl 75/op, 70/75, 65/70, 60/65, 55/60, 1, 2; x Cox's Orange Pippin 1 50—63, 49—54, 39—48, 24—35, x Cox's Orange Pippin 2 38—48, 33—39, 23—30, 15—18, x Golden Delicious 1 26—31, 22—25, 20-23, x Golden Delicious 2 2426, 1821, Goudreinette 1 3643, x Goudrei nette 2 32—42, 30—39, 28—34, Jonathan 1 2022 1618, x Jonathan 2 1621, 1517, Lombartscalville 1 2327, Lombartscalville 2 2123, Goudreinette rode 1 40—59. Goud reinette rode 2 3235, Dijkmanszoet 5564, 27—34; Ingrid Marie I 39—49. 38—44, 2833, Ingrid Marie 2 2225, fabrieksfruit per 100 kg blank f 12,40—13,10, rood f 6.20; Jonathan rood f 10,30; kroet per 100 kg f 9,50, zuur ropd f 6,20, zoet f 6,00. Peren: Legipont 1 41—53, 3941, Doyenne du Cornice 2 70—72, 68—73, 65—67, St. Remy 22—27, Gie- ser Wildeman 5288, 2837; x Brederode 3546, 2032; Winterjan 2130, peren kroet per 100 kg f 3.00. Groenten: andijvie 3360; prei 2233, 1519; rode kool 1418; wortelen 1114; koolraap 616; savooiekool 1926; spruiten 4251. 3541; witlof 731,12, 3364; uien 2226; boeren kool 16—22. x is hoofdaanvoer. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5