liefde „Ik zou mensen graag ontzettend willen bereiken" LISELORE GERRITSEN, Dik boek schrijfster uit alternatief: Niet alleen Van klein tot groot en van heel goedkoop tot ex treem duurdat is de kaarsenvoor raad van de Am sterdamse heer Kramer. Hier toont hij de kostbaarste kaars uit zijn rijk voor ziene magazijn. Prijs 375 gulden. De kaars is versierd met zinnebeeldige voorstellin gen van de maanden van het jaar WTat zegt Llselore Gerritsen (dochter van een hervormd predikant in het Achterhoekse plaatsje Wichmond) het kerstfeest?: „We kenden vroeger thuis geen doorsnee-kerstviering zoals de meeste Nederlanders. M'n moeder was een Duitse. Het werd dus al tijd een Duitse kerstviering, zoiets als hier Sinterklaas. Ik vond het altijd een heerlijk feest. Een week van tevoren was een kamer van de pastorie de speciale kerstkamer. Daar mocht je dan die hele week niet in. Op kerstavond gingen we eerst naar de kerk. Daarna ging de kamer open. Vader kroop achter de piano en dan moesten we eerst braaf zingen. Dan mochten we pas kijken. Dan liepen we naar de kerstboom en dan lagen daar alle maal cadeaus onder. En dat niet alleen. Alle poppen hadden van moeder en oma nieuwe kleren ge kregen. De dekentjes van de pop- pewagens waren nieuw overtrok ken. Het was allemaal heel sprook jesachtig. Er was een speciaal pop penhuis. Dat kwam alleen voor de periode van 24 december tot en met 6 januari tevoorschijn. De rest van het jaar was het opgeborgen. Een stalletje hadden we ook. Het stond onder de kerstboom. Dat hadden verder alleen maar de rooms-katholieken in het dorp. Mijn vader was hervormd predi kant, maar hij dacht heel oecume nisch. Hij heeft op ons ook nooit enige druk uitgeoefend. Nee, we deden toen op 5 decem ber nooit aan Sinterklaas. Later wel. Dan ging het dus dubbel-op! Ja, december was een hele goeie maand voor ons! TXoe ik het kerstfeest nu vier? Nog altijd net als vroeger. Ik doe hetzelfde wat moeder vroeger deed. Ik laat 's avonds op de 24 ste m'n moeder en m'n zusje met haar kinderen komen. Het is dan trou wens ook de enige avond dat we familie over kunnen hebben, want verder zijn we 's avonds nooit vrij. Ik heb het gevoel dat er wat dat betreft in m'n kerstviering niets veranderd is. Iets wat ik eigenlijk steeds weer terug wil halen. Wel licht heeft het ook iets Duits. De spanning van die week Ik heb me altijd heel weinig af gezet tegen m'n jeugd. Ik ben er wel door beïnvloed, maar ik ben altijd meer tegen bepaalde uitin gen van het geloof dan tegen het geloof zelf. Ik ben niet wat je noemt opge voed tot frustraties. JJoe ik het religieus beleef? Vroeger betekende het almaar „vrede op aarde". Je had in ons dorpje wel tien kerstfeesten. Dat was er allemaal zo mee verweven, daar stond je als kind eigenlijk niet eens bij stil. Voor mij is het geen punt%dat Jezus geboren is. Nu heb ik wel, dat ik dat goede gevoel van vroeger vast wil hou den. Ik heb plezier om te winke len, dat echte Sinterklaasgevoel van de Nederlandse vrouw. Ik ver heug me er het meest op, dat het thuis tot 6 januari kerstfeest blijft. Ik heb een hekel aan het specia le kerstgevoel dat één keer per jaar over je komt en dat je dan de kerk in moet. Dat echte religieuze besef heb ik misschien nog eerder in de week voor pasen. Die lijdensweek houdt me dan de hele tijd erg bezig. Het kerstfeest is alleen maar blij, daar is niets verdrietigs aan. Maar Goe de Vrijdag houdt me steeds enorm bezig. IVee, ik geloof niet meer. Maar ik hoop wel dat het waar is. Als ik gestorven ben, wil ik er graag jaren voor boeten als het waar is. Ik heb ten koste van alles liever dat het wél waar is. Ik sta natuurlijk ook onder in vloed van m'n intelligente en reële vader. Zonder hem zou ik het ook niet kunnen begrijpen. Ik weet ook eigenlijk niet wat er allemaal pre cies in jezelf doorwerkt. Er blijft toch veel meer van je jeugd in je hangen dan je vaak denkt. Ik merk het ook aan hoe ik schrijf. In heel veel liedjes haak ik op het religieuze in, als het alleen maar met mannen en vrouwen te maken heeft. Maar ik heb het al gezegd: alles wat religieus is, staat voor mij op één lijn met het leven van man en vrouw. De liefde is een religieus iets. Een wonder dat niet uit te leggen is. Het is een kwestie van overgave. Als je God in de andere mens zoekt en je geeft je over, dan heeft dat iets religieus. Ik heb me altijd erg verzet tegen overgave aan iets wat geen mens is. Ik wil God nooit verder zoeken dan in de mens waar ik van hou." Jn Frankrijk zou een chansonnière die haar eigen liedjes schreef, vrij gauw beroemd zijn. Denk maar aan Barbara. Maar in Nederland heeft men vroeger nooit bepaald gedweept met Martie Verdenius en wordt Len ny Kuhr tot dusver ook nog steeds niet zo op handen gedragen als in La Douce France. Met Liselore Gerritsen, de echtgenote van Paul van Vliet, zal het voorlopig ook nog wel dezelfde kant op gaan. Maar aan de vooravond van haar 31ste verjaardag vertrouwt ze me, deels in gezelschap van haar man en de andere PePijnleden Ferd Hugas en Rob van Kreeveld, gelukkig toe, dat zij voortaan toch nog wel door zal gaan met het schrijven van haar eigen repertoire. Liselore: „Als je zes jaar in een en semble bezig bent, kom je op een ge geven moment op een punt dat je ook wel eens alléén wilt. Ferd en ik zijn ook ergens nog eens aparte persoon lijkheden". Ferd: „Het komt natuurlijk ook door het solistische optreden van Paul. Het feit dat hij altijd de confé rences heeft gedaan brengt natuurlijk met zich mee, dat hij als solist veel eerder geboren is dan wij en dat hij ook in de ogen van het publiek heel duidelijk de leider van het cabaret is". Liselore: „Ferd en ik zouden nooit een uur kunnen doen. Maar je zoekt nu eenmaal steeds naar een nieuwe vorm; anders is het ook niet goéd". Ferd: „Welke vorm dan ook. Maar het publiek vindt nu eenmaal de con férence en het ensemblewerk het fijn ste. Daar tussenin weten ze niets. Of je krijgt een soort Shaffy Chantant. Maar een tussenvorm is nog niet ont dekt. Herman van Veen misschien. Of ik me daar mee verwant voel? Ja, ik vind hem een machtige toneelper soonlijkheid". Liselore: „Ja, ik ben een hele ande re Liselore geworden. Ik hang nu zo'n beetje tussen cabaret en chanson in. Het is begonnen doordat ik eigenlijk meer van mezelf kwijt wou. Doordat ik geen toneel (stukken van anderen) speel, maar cabaret, is het op schrij ven uitgedraaid. Anderhalf jaar gele den is het begonnen. Nu zijn vijftien van de negentien teksten van de nummers voor de pauze van mij. Paul heeft de handen vol aan zijn eigen nummers en aan andere dingen. Ik vind het heerlijk om meer van mezelf te kunnen laten zien. Er waren dingen die ik niet kwijt kon. Voor een ander is het geen doen om die voor jou op te schrijven". Je bent in die eigen nummers duidelijk „harder" geworden. Is dat misschien de Achterhoekse dominees dochter die zich tegen haar jeugd wil afzetten? Liselore: „Niet zozeer tegen m'n jeugd. Ook tegen dingen die niets met m'n jeugd te maken hebben. Neem nou dat liedje „De kindertjes", waar Jezus in voorkomt. Daarin sta ik be slist niet agressief tegenover het ge loof. Maar in „Zomaarwat" keer ik me wel tegen de mensen die zo goed kunnen praten, zo kunnen oo-haa-en. Dat is net zo goed gekeerd tegen Hit- Ier als tegen de kerkpotentaten die het priesterschap ontkrachten. Ik ver oordeel dan ook niet het geloof, maar wel wat ze voor geloof laten door gaan. „Moment"..., dat gaat over „een nachtje maken". Iedereen die een nachtje maakt, maak ik hierin bela chelijk. Maar dat overkomt dan ook iedereen. Ik voel dat allemaal ook zélf wel. Maar toch weet ik het te relati veren". Van welk liedje hou je het meest? Liselore: „Ik hou het meest van het laatste liedje. Het is voor mij inder daad zo: wie mij liefheeft, maakt voor mij bordelen tot kastelen. Ik hang echt in tussen cabaret en chanson. „Dingetje" is zuiver cabaret. „Mo ment" ook. Maar „Storm" is zuiver chanson". Gaan jullie op deze manier door? Liselore: „Als je weet dat we van nacht nog het hele programma heb ben omgegooid... Als iedere persoon een eigen richting gaat kiezen, wordt het moeilijk, alles te combineren. Paul heeft deze zomer in Schevenin- ge gestaan. Met gasten. Dat vond ik een heerlijke vorm. Zelf een half uur er tussenin. Maar de mensen ver wachten cabaret. Daarom zaten we een beetje omhoog met die blokvor ming. Dat maakte het allemaal erg verdeeld". Zou je niet op je eentje een tour-de-chant willen maken, zoals bijvoorbeeld Liesbeth List? Liselore: „Ik zou niet altijd alleen rond willen trekken. Ik zou dan ook de gesproken dingen teveel missen. Een avond helemaal alleen zingen, dat is het niet. Ik heb tenslotte niet voor niks zes jaar cabaret gedaan. Ik zou ontzettend graag een rol willen spelen in een stuk. Dat je één avond met één gedachte door kunt gaan... Dat missen wij wel eens. Het is steeds twee, drie minuten. Maar ach, als je maar kunt optreden en er achter kunt staan, dat is het belangrijkste. Een optreden-om-het-optreden zou ik niet zo goed kunnen. Ik doe graag dingen waarin ik me-zelf terug kan vinden. Daarom ben ik blij dat ik nu die eigen dingen doe. Ik gooi er iets uit, ik schrijf iets uit. Ik voel me min der kwetsbaar. De mensen verwach ten mijn soort dingen natuurlijk niet. Maar vroeger ervoer ik nummers van aandere ook als veel kwetsbaarder dan deze, die ik zelf geschreven heb. Dit is meer uit me-zelf gekomen. Het lijkt veel meer op zoals ik nu tegen u praat. Ik streef naar steeds minder afstand. Dan wordt het gewoner. Dan wordt het veel minder „toneel". Ik voel me-zelf dichterbij omdat het van me-zelf is, ik voel me meer op m'n eigen plek. Het is fijn als ik een half uur aan één stuk doorwerk en de mensen en ik hebben de tijd om in dezelfde sfeer door te gaan. Het is Van kelder tot zolder in de kaarsen niet erg als ze de dingen niet begrij pen, maar ze moeten wel de sfeer kunnen aanvoelen. Zo'n optreden moet niet worden onderbroken. Dan hebben zij de tijd en ik ook. Maar voor het programma was het niet goed". Die losbarsting met je eigen werk, heeft die nog conflicten met zich gebracht? Liselore: „Het enige conflict was, dat ik eerst altijd merkte, dat er iets onvoldoende was. Paul „droeg" het programma en ik stond daar maar. Ik vond: er moest meer reden zijn om dingen tegen mensen te zeggen. Daar door ben ik gaan schrijven. Toen ik het zelf ging zingen, voelde ik me veel blijer dan vroeger met m'n werk. Vroeger heb ik ook wel voor me-zelf geschreven. Het is eigenlijk ook geko men door het cabaret, door de con frontatie met Paul, die zich altijd maar uit moest persen om voor allen een solootje te schrijven. Als het me dan lukt om ook iets te maken, dan vind ik dat gewoon fijn. Ik vind: het enige alternatief voor optreden is schrijven. Ik zou graag een boek willen schrijven. Dat lijkt me het meest vrije, het mooiste beroep. Maar ik zou het nooit kunnen laten om op te tre den. Maar nogmaals: schrijven zou wel het enige alternatief zijn". Wat voor soort boek zou je willen schrijven? Liselore: „Ik zou willen schrijven zoals ik tot nu toe ben. Ik hoop na tuurlijk niet dat dit de eind-vorm is! Ik hou zo ontzettend van sommige boeken. Ik zou willen dat het een dik boek was, dat er een atmosfeer in zat die je niet meer loslaat. Sommige boeken draag je in je mee. Een schrij ver bereikt ontzettend veel als hij er in slaagt, dat anderen hem met zich meedragen. Ik zou de mensen graag ontzéttend willen bereiken. Wat na tuurlijk wel weer erg theatraal ge dacht is!" En dit is dan weer relativerend gedacht... Liselore: „Ja. Of ik zou verschrikke lijk goed willen dansen. Zonder woor den alles met je lichaam kunnen doen. Maar dat zal wel nooit gebeuren". 41 Zyn al je liedjes autobiografisch? Liselore: „Dat is wel zo, maar het ligt ook aan de manier van schrijven. Ik dwing me-zelf altijd tot de ik vorm. Als je het in de ik-vorm doet, ben je er zelf kritischer op, denk je beter na over wat je wilt zeggen. Het is natuurlijk zéér autobiografisch. Een bepaalde problematiek wordt omgezet in een andere atmosfeer, maar die is ook van me-zelf en heel anders dan die van Paul. Het enige waar ik het over kan hebben, is alles wat met liefde, religie en leven te maken heeft. Liefde en religie maken voor mij geen verschil. Ik heb een liedje over Jezus geschre ven zonder Zijn Naam te noemen. Ik las het later over en toen dacht ik: het zou net zo goed over een oudere minnaar kunnen gaan. „Hond", dat ik voor Ferd geschre ven heb, is ook vrij agressief. Dat is zuiver pesterij voor de mens die te overdreven met dieren te werk gaat. Mijn liefde voor dieren is ontzettend groot, maar ik zie sóms dingen... Ik ben gek op kinderen, maar ik zou soms alleen al door de reactie van anderen op kinderen een rotlied over kinderen willen schrijven. Waar na tuurlijk nog wel om gelachen moet worden, anders is het niet leuk meer. Misschien is het wel het tegendeel van niet van kinderen of van beesten houden! Ik zou ook de reacties erop willen horen. Het heeft niets met fi lantropie te maken, hoor. Het lijkt me alleen leuk om te doen". Zie je zelf veel onderscheid tus sen je verschillende liedjes? Liselore: „Ja. Het ene liedje ver schilt bodemloos van het andere. An deren voelen steeds dezelfde sfeer er in. Dat klopt natuurlijk ook wel, want ze zijn tóch van me-zelf en je bent toch één mens". Is deze uitbarsting-in-liedjes een bevlieging of zou het wat langer kun nen duren? Ik lees 's nachts erg veel. Eigenlijk lang niet genoeg, vind ik zelf. Als hobby is lezen het fijnste wat er is. Ontzettend ontspannend. Ik word in m'n werk zo gedwongen om met me-zelf bezig te zijn, dat ik het heer lijk vind om als ik in bed stap einde lijk eens met de gedachten van ande ren bezig te kunnen. Ik zou ook geen dag zonder muziek kunnen". Liselore: „Er komt steeds meer bij. Ik heb al ontzettend veel. Maar soms schrijf ik een paar maanden niks. Dan komen er weer een paar neerdruppe len. Dan weer eens eentje. Dan weer een half liedje... Ik ben geen gedisci plineerde schrijfster!" Je komt uit een dorpje uit de Achterhoek, maar ik heb ergens gele zen dat je erg van de stad houdt Liselore: „Als klein kind heb ik al erg van steden gehouden. Ik hou erg van het dorp, maar ik wil leven in steden. Ik ben een echte nachtmens. Als we 's nachts thuiskomen ben ik erg verdrietig als er in Den Haag niets meer leeft. Ik leef namelijk erg graag 's nachts. Ik vind het echt een geluk dat ik 's avonds moet werken. Ik zou overdag weinig kunnen klaar maken. Behalve eten. En misschien ook dat nog niet eens. Weet u wat me boeit in de nacht? Ik geloof dat er 's nachts veel meer dingen gebeuren dan overdag. Overdag heeft iedereen zijn werk. Maar 's nachts is er veel meer sprake van menselijke relaties, door wat er gezegd wordt in het don ker. Er is een grotere spanning, je bent omhuld door het donker, het lijkt allemaal veel beknopter. Een nacht opblijven vind ik heerlijk. Om een uur of vijf begint het pas! De overgang naar de vroege ochtend vind ik heerlijk. Ik heb ook een voortdurende dank baarheid in me, dat ik niet 's och tends naar kantoor hoef. Voordat ik dit werk deed, zat ik op kantoor. Dat was gewoonweg rampzalig. Ik kwam overal te laat. Ik was altijd moe. Ik slaap nooit voor drie, vier uur 's nachts. Tot ongeveer twaalf uur 's middags. Ik heb veel slaap nodig. Favoriete schrijvers? Liselore: „Dat loopt ontzettend uit een. Het is een kwestie van periodes. Vorig jaar was het Boris Vian. Daar voor Lawrence Durrell. De laatste da gen ben ik uit m'n humeur, omdat ik geen boek kan vinden waar ik mee verder kan. Het is echt eten voor me! Ik hou van muziek op z'n hardst. Zo hard, dat er geen gesprek meer moge lijk is. Dat is voor anderen vaak om gek van te worden, maar voor mij zijn dat dingen, die echt m'n leven uitmaken". Heb je een voortdurend verlan gen naar intensiteit? Liselore: „O ja. Na een vervelende dag moet ik altijd keiharde muziek aanzetten, om van anderen de kracht te krijgen, waardoor ik word meege nomen en tot schrijven word ge bracht. Ik wil ontzettend graag heel sterk zijn. Hoewel ik weet dat ik alle kracht die ik heb, uit anderen put. Ik ben binnen een dag dood, als ik niet door anderen gevoed word. In wezen is dat misschien voor iedereen wel zo". Ben je voor je werk ook bewust aan het zoeken naar een eigen vorm? Liselore: „Ik weet niet waar het naar toe moet. Ik weet het voor het hele theater niet. Als er zo ontzettend veel mensen zijn die voor dezelfde soort muziek zijn en die komen niet in het theater, dan geloof ik dat er een theatervorm moet zijn waarvoor ze wél komen. Er zijn erg veel men sen die nooit naar het theater gaan. Vaak zijn daar erg leuke mensen bij. Misschien wel de leukste". J. VAN DER KLEIJ Fjf veertigjarige Amster- U dammer E. Kramer is zó bezeten van kaarsen, dat hij er een winkeltje in is be gonnen. Het is gevestigd in een pandje in de Reestraat bij de Westermarkt). Van de kelder tot de zolder is het vol gestouwd met kaarsen zó vol dat er haast geen mens meer bij kan. Zelfs traptreden naar de opslagzolder worden deels als opslagplaats ge bruikt. De heer Kramer weet op geen stukken na hoeveel kaar sen hij heeft. „Het moeten er tienduizenden zijn", zegt hij, „waarvan zeker vijfduizend verschillende. Kaarsenmakers en -fabrikanten hebben me verzekerd dat ik de grootste sortering van heel Europa moet hebben", verduidelijkt hij, een stoel kaarsvrij ma kend om te kunnen gaan zit ten. Hij verkoopt kaarsjes van een paar cent, maar heeft er ook één in huis van f 375,-. Tussen die cijfers ligt geen bedrag of hij heeft er een kaars voor. "T|e dure kaarsen zijn be- werkt met eeuwenoude taferelen uit de bijbel, uit het boerenleven of met fantasie voorstellingen. De versierin gen worden gegoten in mal len, die in veel gevallen al vele honderden jaren dienst doen. Zo heeft hij kaarsen in huis die indrukwekkend zijn en die alleen al erg duur zijn door het arbeidsloon. „Zo'n kaars steek je niet aan", zegt hij, „dat zou zonde zijn". De heer Kramer haalt de kaarsen uit alle delen van de wereld, waarbij opvalt dat de motieven waarmee kaarsen versierd worden, overal de eeuwen blijken te trotseren. TT et branden is lang niet al- tijd hoofdzaak. Er zijn kaarsen met een speeldoosje erin, die aanmerkelijk meer muziek dan licht geven: al leen het topje kan branden. Ook zijn er met een hele kerststal erin verwerkt, wat met zoveel toewijding is ge daan, dat je er ook niet mak kelijk de vlam in steekt. Kaarsevet wordt trouwens niet alleen voor kaarsen ge bruikt. Vroeger werd er ook speelgoed van gemaakt; pop petjes, dieren en „schilderij tjes" (reliëfs met motieven die ook voor kaarsen werden gebruikt Het was goedkoop spul dat gauw kapot was, vergelijkbaar met de prullaria van nu. Kaarsenmakers vooral in Zuid-Duitsland en Oosten rijk zijn het weer gaan maken en de heer Kramer heeft er een indrukwekken de voorraad van.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1971 | | pagina 10