Discussie in nieuwjaarswensen
Een groot Nederlander
Mr. H. van Riel
in
gesprek
met
Joop van Tijn
Van Riel over de kabouters
Roel van Duijn, ambassadeur
van een nieuwe maatschappij
1
PORTRET VAN EEN KABOUTER-FILOSOOF
Harm van Riel
nr De VVDer Van Riel
De politicus Van Riel
Commentaar
Meer filosoof
dan politicus
Dit lijkt ons het juiste moment en de
juiste plaats om diegenen te bedanken
die de jaarwisseling hebben aangegrepen
om ons bij het schrijven van deze com
mentaarrubriek wijsheid, objectiviteit en
wat niet al toe te wensen. Sommigen de
den dat met snedige nieuwjaarswenskaar
ten, anderen telefonisch en weer anderen
per brief. Zo kon het gebeuren dat een in
zwart en rood uitgevoerde nieuwjaarskaart
van het voorlichtingsbureau van het minis
terie van defensie kwam te liggen naast
een heel wat diepzinniger gedicht waar
mee het hoofdbestuur van de Ned. Vereni
ging voor Sexuele Hervorming ons het
nieuwe jaar deed ingaan en dat daar bo
venop een brief kwam van een lezer die
ons de raad gaf ons gezonde verstand te
gebruiken en in het nieuwe jaar te stem
men op die partijen die het militarisme
willen afschaffen.
Dit laatste lijkt ons een beter uitgangs
punt om in dit nieuwe jaar over te schrij
ven dan het „zo zorgeloos het bloed zijn
gang laten gaan" van de NVSH dat ligt
nogal in de privé-sfeer en daar mengen
we ons in deze commentaren liever niet
in.
Wel echter die andere bloedstroom die
onze briefschrijver voorziet: „onze solda
ten als kanonnenvlees voor twee grote
partijen". Nog een paar citaten uit deze
brief: „Als oud-militair en nog heel jong
hadden wij het idee dat wij nodig waren
om ons land te verdedigen tegen een mo
gelijke vijand. Doch nu, in het jaar 1971,
is ons toch wel gebleken dat ons legertje
praktisch geen cent waard is. Miljoenen
besteden we aan de Navo doch voor wie?
Kunnen West-Duitsland en wij de ooster
buren tegenhouden? Een leger in stand
houden ter beveiliging van Amerika lijkt
mij onzin. Het is toch in 1940 wel geble
ken dat wij in vier dagen verloren waren".
Een even verder: „Had Denemarken niet
een politieleger en zijn die de oorlog niet
beter doorgekomen dan wij? Geen doden
door de honger als wij hier".
Is het moeilijk deze briefschrijver een
weerwoord te geven? Neen, als het alleen
maar gaat om het weerleggen van zijn al
te simplistische redeneringen. Hierover
drie opmerkingen:
We zijn er nog altijd trots op dat
Nederland zich zo goed als het kon
teweer gesteld heeft tegen het Nazis-
me en dat het met de strijd is door
gegaan, ondergronds en boven
gronds, ook toen ons land na vier
dagen onder de voet was gelopen.
Samen met onze bondgenoten heb
ben we die strijd gewonnen op ons
aandèel zijn we trots.
Het getuigt van weinig kennis van za
ken het te doen voorkomen alsof de
Navo in het leven geroepen is voor
de veiligheid van Amerika. Het is niet
moeilijk te zien dat de Russische
dreiging eerder gericht is tegen deze
zijde van de Atlantische Oceaan dan
tegen Amerika en Canada aan gene
zijde.
Nog dwazer Is het te suggereren dat
alleen op de schouders van West-
Duitsland en Nederland de taak is ge
legd een communistische aanval te
pareren. Amerika heeft in Europa heel
wat meer troepen op de been dan
Nederland mede voor ónze veilig
heid en ter bescherming van ónze
vrijheid.
Ondanks de uit deze brief blijkende
kortzichtigheid menen we dét ze toch on
ze aandacht verdient: omdat men er de
mengeling in terugvindt van optimisme en
pessimisme die we rond de jaarwisseling
vaker aantreffen. Pessismisme: waarom
een leger het helpt toch allemaal niets.
En optimisme: waarom een leger de
wereld is toch wel zo ver dat niet meer
aan een wereldoorlog gedacht behoeft te
worden.
Helaas, het optimisme én het pessimis
me zijn misplaatst. De toenemende agres
siviteit in heel de wereld ons er op dat
het vredesideaal in 1971 nog even ver
weg is als in 1970. Want de mens is wel
die drempelvan 1971 gepasseerd maar hij
is er niet anders door geworden. En daar,
daar alleen, ligt het begin van alle ont
spanning: in ons gedrag als enkeling en
in on gedrag als volk.
Voor die realiteit de ogen sluiten is on
verstandig en daarom zijn en blijven we
blij dat er een Navo bestaat. Waaraan
Nederland zijn noodzakelijke bijdrage le
vert. Niet in pessimisme en niet in opti
misme maar in alle nuchterheid. Niets lie
ver zou het ons zijn dan een wereld zon
der legers maar zolang die legers no
dig zijn verdient de soldaat onze steun en
waardering. Voor zover het ons mogelijk
is zal hij die van ons ook in 1971 krijgen.
Donderdagavond is in Driebergen een
groot Nederlander overleden: prof. dr. Wil
lem Banning, theoloog, socioloog, ethicus
en cultuurfilosoof, maar bovenal pionier
bruggenbouwer en vernieuwer. Velen heb
ben het bericht van zijn overlijden met
ontroering gelezen want Banning heeft
voor ontelbaren veel betekend, ook voor
mensen die het met zijn geloofs- en poli
tieke opvattingen niet eens waren. Na een
tijd onderwijzer te zijn geweest ging Ban
ning rond 1915 naar Leiden om er theolo
gie te studeren; daarna was hij enkele
jaren predikant iji (achtereenvolgens)
Haarlo en Sneek en in 1928 ging hij zijn
eerste pioniersfunctie (in het vormings
werk van de Arbeidersgemeenschap der
Woodbrookers) vervullen. Vooral na de
oorlog is Banning van nature een be
scheiden man sterk op de voorgrond
getreden als lid van het driemanschap
Kraemer-Gravemeijer-Banning dat de aan
zet tot de gemeente-opbouw-beweging in
de Nederlandse Hervormde Kerk heeft ge
geven én als mede-oprichter van de Partij
van de Arbeid waarin hij ook een vernieu
wingsbeweging zag.
In 1946 werd Banning een van de op
richters en later hoofddocent van het in
stituut Kerk en Wereld (De Horst) en men
kan rustig stellen dat hij zijn hart aan het
werk van de Kerk en Wereld verpand
heeft. Juist daar kon hij medewerken aan
een indrukwekkende visie op de aposto-
laire taak van de kerk. Zijn grote weten
schappelijke gaven kwamen het best tot
uiting in zijn hoogleraarschap (1946-1958)
in de kerkelijke sociologie aan de Leid-
se universiteit. Ook aan het Leidse Ra
penburg was hij als eerste hoogleraar in
deze tak van wetenschap pionier.
Banning was een begenadigd prediker;
nog altijd denken velen in Amsterdam te
rug aan zijn boeiende toespraken in de
diensten op kerkelijke hoogtijdagen in
Carré (samen met dr. Buskes). Verder
heeft hij in boeken en tijdschriftbijdragen
kerk en maatschappij heel veel geschon
ken. Zijn vrienden en geestverwanten,
maar ook zij die een andere visie dan hij
hadden zijn 't erover eens, dat Nederland
aan deze veelzijdige pionier en bruggen
bouwer veel te danken heeft.
;>Xy:;V Cv
Bijna niemand ontkomt er
aan: als op oudejaarsavond
de klok langzaam maar zeker
naar twaalf uur schuift komt
die meest menselijke kant
van ons mens-zin naar vo
ren in de vraag van alle eeu
wen: wat zal dit nieuwe jaar
ons brengen? In die vraag
immers ligt heel die vreemde
mengeling opgesloten die
ons tot mens maakt: menge
ling van angst én goede
voornemens; van zelfbewuste
plannenmakerij én die half
bewuste wetenschap dat niet
alleen wijzelf daarin te be
slissen hebben; mengeling
van onmacht en onvrede
enerzijds en de wil om iets
van het leven te maken an
derzijds.
Op die momenten zoeken
we steun. De een slaat daar
voor zijn bijbel open en de
ander speurt naar wat de
sterren te zeggen hebben of
een waarzegger voorspelt.
En we beluisteren de nieuw
jaarstoespraken en de
nieuwjaarsverwachtingen van
de groten dezer aarde. Die
we even vlug vergeten zijn
Mr. Harm van Riel (63) is voorzitter van de VVD-fractie in de Eerste Kamer
en tot kort was hij ook gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland. Mooie
functies, maar voor een politicus-met-ambities toch niet hèt grote ideaal. Is deze
mr. Van Riel dan geen ambitieus man? Maar waarom timmert hij dan zo dik
wijls aan de weg met dikwijls zeer opmerkelijke toespraken en een vriend en
vijand verrassende benadering van allerlei problemen? Denk alleen maar aan zijn
reacties op de Maagdenhuisbezetting en andere Amsterdamse rellen dan laat
hij niet na zijn gedragen stem te verheffen om een harde aanpak te bepleiten.
Of aan zijn redevoering ten tijde van de loonwet-ruzies, toen hij openlijk liet weten
dat minister Roolvink maar beter kon vertrekken! Wie zulke dingen zegt op zulke
ogenblikken moét toch beseffen, dat dit ook voor hemzelf politieke consequenties
ïeeft. Ten goede of ten kwade.
,,Wat moet ik van de
kabouters zeggen? Het is
een vormgeving van oppo
sitionele en speelse in
stincten. Maar geen poli
tieke partij die onder de
massa aanhang kan krij
gen van betekenis. De Ka
bouterpartij is vergelijk
baar met de Boerenpartij
even zeggen ze iets dat
aanslaat, daarna is het
weer over. Misschien
krijgen de Kabouters een
paar Kamerzetels in. de
aard van de leiders ligt
al opgesloten dat ze nooit
duurzaam kunnen samen
werken. Ze missen het re
genteninstinct".
Bovenstaand is een ci
taat uit een interview
met mr. Van Riel. In het
boek van Joop van Tijn
gaat het in onderstaande
citaten niet zozeer over de
Kabouters als partij als
wel over het verschijnsel
van wat de heer Van Riel
in één adem noemt: het
studentenver zet en het
langharig geteisem.
Citaat 1: ,,Een protest
houding die uit niets an
ders bestaat dan uit ge-
copüleer op de Dam en
die lange haren werkt niét.
Van een soortgelijke op
positie, maar dan een die
zich zou richten op de
talrijke rotte plekken in
de samenleving, zou een
veel positiever werking
uitgaan op de gewone,
hardwerkende mensen. In
de combinatie van losban
digheid, ongebondenheid
en verzet zit het grote ge
vaar dat het niet werkt.
En het moet wél werken.
Dat zou op de bevolking
een veel diepere indruk
maken. Nu krijg-je bij de
bevolking de natuurlijke
identificatiekritiek op de
overheid komt van zot
ten."
Citaat 2: ,,Als je er be
hoefte aan hebt met zo'n
wazige blik rond .te lopen
en met de haren over de
schouders wapperend, dan
duidt dat al aan dat je de
realisatie van je persoon
in externe factoren zoekt.
Waarom moet je met san
dalen lopen en altijd zo
raar vaag voor je uit kij
ken? Dat zijn toch geen
serieuze mensen. Die men
sen zoeken zichzelf dat
is mijn bezwaar!"
y.
Roel van Duijn interviewen is be
paald geen gemakkelijke bezigheid.
In zijn kleine, wat krotterige huisje
in de Karthuizerstraat in de Am
sterdamse Jordaan hangt hij schuin
over de tafel, hand onder het hoofd,
in zijn ogen de wazig-sombere blik
van de kabouter.
Nooit kijkt hij de interviewer aan,
nooit komt er een lach op z'n ge
zicht, af en toe mompelt hij wat in
zichzelf. Maar toch velen zijn
ervan overtuigd dat deze 27-jarige
vrijgezel, afkomstig uit Den Haag.
een bijzonder scherpzinnig denker
is, een filiosoof met heel eigen idee-
en, en soms blijkt dat ook plotseling
als hij, gemakkelijk pratend en goed
formulerend, zijn kijk op deze
maatschappij uiteenzet.
Van Duijn is duidelijk de denker
achter die wonderlijke kabouteri
deologie zoals ze die in hun „Oranje
Vrijstaat" trachten te beleven. Hij is
de leverancier van opmerkelijke,
vermakelijke en voor onze huidige
samenleving zeker niet ongevaarlij
ke initiatieven, die men „ludiek"
kan noemen maar wel met een
anarchistische achtergrond. Hij heeft
dan ook twaalf dagen in de gevan
genis gezeten wegens opruiend ge
schrijf. Vijf boeken heeft hij op zijn
naam staan van de opbrengst
daarvan plus het presentiegeld dat
hij ontvangt als lid van de kabou
terfractie in de Amsterdamse ge
meenteraad, houdt hij zich in leven.
Hoe denkt Roel van Duijn over
zichzelf, over onze samenleving en
over de rol die hij en zijn kabouter-
beweging binnen die samenleving
kunnen spelen? In zes duidelijke
antwoorden op evenzo vele directe
vragen tekent hij hieronder een por
tret van zichzelf: Roel van Duijn,
ambassadeur en bemiddelaar tussen
de oude en de nieuwe maatschappij.
Wat beschouwt u als de be
langrijkste binnenlandse (poli
tieke) gebeurtenis van het afge
lopen jaar?
„Het voortdurende voorts luipen
van de milieuverontreiniging vind ik
belangrijker dan welke politieke ge
beurtenis ook. De verkiezingsover
winning van de kabouters heeft wel
indruk op me gemaakt, maar is geen
werkelijke grote gebeurtenis. De
verontreiniging tast de basis aan
van elk leven. Ik kan me daar ma
teloos over opwinden en niet minder
over de apathie waarmee sommige
mensen in dit gebeuren berusten.
Wat verwacht
nieuwe jaar?
dit
„Ik reken niet in jaren en kan
niet voorspellen. Ik verwacht een
laatste poging van verzet tegen de
verontreiniging en de autoritaire
maatschappij. Ik hoop dat het lukt
en dat de tegenkrachten tot ontwik
keling komen. De toename van de
vrije tijd en de hopelijke verbete
ring van het onderwijs kunnen
daaraan meewerken. De gans op
vrije kritiek wordt steeds groter.
Het nieuwe kabinet interesseert me
maar een klein beetje, 't Kan een
haartje beter worden maar daar
houdt het ook mee op. 't Moet toch
uit het bewustzijn van de gewone
mensen komen. De regering heeft
daar weinig mee te maken".
Wat is uw rol in het politie
ke gebeuren?
„Mijn rol is het ambassadeur te
zijn. Bemiddelen tussen de oude en
de nieuwe maatschappij. Het afgelo
pen jaar heb ik mij kapot gewerkt.
Midden van dit jaar stap ik waar
schijnlijk uit de gemeenteraad. Ik
heb wel wat resultaten geboekt,
maar het is slechts een begin. In de
komende maanden organiseren we
een alternatieve voorjaarsbeurs in
Amsterdam. Met allerlei democra
tisch vervaardigde en niét verontrei
nigde produkten. Verder werken we
aan een alternatief college van B. en
W. met alternatieve ambtenaren".
Hoe ziet u een partij als de
VVD en hoe denkt u over een
man als mr. Van Riel.
„Ik hou me niet zo bezig met de
VVD. In meneer Van Riel zie ik alle
duidelijke symptomen van de auto
ritaire persoonlijkheid. Dat soort
mensen trekt een harnas aan, ver
overt een machtpositie en gaat ver
volgens onderdrukken. Zij leven bij
de gratie van de concurrentiemaat-
schappij. Het komt ook bij ons voor.
Alleen in een sfeer van echte coöpe
ratie kunnen autoritaire persoonlijk
heden ontdooien".
Kunt u zelf uw positie in de
Nederlandse politiek omschrij
ven?
„Onze invloed ligt in' de macht
van onze ideeën. Die invloed stelt
feitelijk weinig voor, maar de ideeën
slaan op grote schaal aan. Dat leid
ik af uit wat er op de scholen ge
beurt en het kraken van huizen,
't Is wel wat, maar te weinig. Toch
loopt Nederland voorop in deze ont
wikkeling.
Hoe denkt u over het begrip
„achterban" waarmee iedere po-
litiecus op z'n tijd schermt?
„Het woord achterban irriteerd
mij. Als er een achterban is, bete
kent het dat er oog een voorhoede
is. Die tegenstelling moet verdwij
nen. Het idee van „volgelingen"
wekt weerzin. Autoritaire leiders
zeggen hoe het moet en roepen ver
volgens „Volg mij!". Anti-autoritai
re leiders stellen hun kennis van za
ken en informatie te beschikking
en wachten vervolgens de orders af.
Zij zijn dienaren".
En hiermee is men dan op het kardinale
punt aangeland: dit alles kan mr. Harm van
Riel helemaal niets schelen. Want diep in
zijn hart is hij helemaal geen politicus
eerder kan men hem een filosoof noemen,
een wetenschappelijk denker. Zij het een
denker met een zeer zakelijke inslag: ge
dachten moeten minder in woorden en meer
in daden tot uitdrukking worden gebracht!
Hoe we tot deze typering komen? Uit het
boek dat de uitgeverij De Arbeiderspers rond
de jaarwisseling op de markt heeft gebracht:
„Mr. H. van Riel in gesprek met Joop van
Tijn". Een boek dat op de voorpagina van de
omslag het portret draagt van de heer Van
Riel (compleet met dikke sigaar) en op de
achterpagina dat van Joop van Tijn, redac
teur van Vrij Nederland. Op die achterpagi
na heet het boek trouwens iets anders: „Joop
van Tijn in gesprek met mr. H. van Riel:
verrassende doorlichting van de controverse
links-rechts een politiek kwaliteitsduel."
Hoe dit verrassend spitse boek tot stand
is gekomen vertelt Van Tijn in zijn voor
woord. „Het ontbreken van politieke ge
schriften van toonaangevende politici is te
betreuren", zo stelt hij. „Het werkt de apathie
in de hand en lijkt me een van de oorzaken
van de tamelijk grote onverschilligheid van
het publiek jegens de politici. Gezien de op
lagecijfers van Vöndelings boek „Nasmaak
en voorproef" wil het publiek best weten wat
een politicus van enig formaat te vertellen
heeft. Vorig jaar benaderde De Arbeiders
pers mr. Harm van Riel met het verzoek een
soort pendant van „Nasmaak en voorproef"
te schrijven. Van Riel was niet afwijzend
hij wist zich getroost door de gedachte over
een aantal denkbeelden te beschikken
maar hij wilde niet zelf schrijven. De oplos
sing was: een aantal gesprekken met een
journalist."
De eerste twee hoofdstukken zijn niet in
gespreksvorm geschreven: in de ik-vorm
vertelt mr. Van Riel van zijn jeugd, eerst in
de Haarlemmermeer, later in Emmen (in
beide plaatsen was zijn vader directeur van
het postkantoor), van zijn schooljaren en zijn
leraren, zijn studententijd en zijn jaren bij
de bankiersfirma Mees in Rotterdam en Den
Haag. Dat alles niet in een min of meer
chronologisch lopend verhaal maar veel meer
door het aan elkaar rijgen van allerlei details
die stuk voor stuk de mens Van Riel tekenen.
Een voorbeeld:
„Een van de weinige keren dat ik door mijn
vader ben berispt, was toen ik zei dat ik
een kwartje voor het zendingswezen ge
geven had. Omdat, zoals mijn vader mij
toen vertelde, de Toradja's veel gelukkiger
niet bekeerd dan wèl bekeerd leefden. Ik
was naar een feest toegegaan met een
majoor van de rijksveldwacht en deze man
was van streng orthodoxen huize. Ik vond
het dus beleefd om duidelijk zichtbaar 25
cent in de ons op dat feest voorgehouden
collectebus te doen. Ik herinner me die
middag ook nog, omdat ik wat verwonderd
was dat de majoor voor een bezoek aan het
zendingsfeest een enorme, met scherp ge
laden dienstrevolver onder zijn jas stak om
op alles voorbereid te zijn. Waarschijnlijk
deed hij dat om dezelfde reden als waarom
ik altijd m'n sigaren bij me heb het is
een gewoontemanuaal."
En een antwoord op de vraag die misschien
ook lezeressen boeit: „Dat ik nooit getrouwd
ben komt door een combinatie van een
groot aantal factoren waarvan de belang
rijkste is dat ik al op jonge leeftijd bindin
gen met enige vrouwen had die het minder
aannemelijk maakten dat ik met een van
hen zou trouwen, wilde ik de ander niet
kwetsen. En ook omdat, nou ja, ik al heel
jong een hekel kreeg aan een bepaalde
regelmaat en het domesticatie-element. En
ten slotte was er natuurlijk ook de factor
zeker bij mijn karakter dat ik mij al
heel jong uit materieel oogpunt bezien zo
heb kunnen bewegen, dat er uit dien hoofde
geen enkel motief voor was. Ik bedoel qua
verzorging, voeding en zo. Bovendien had
ik op m'n 29ste al een voortreffelijke huis
houdster."
Uiteraard gaat het in dit boek heel dikwijls
over de VVD en op dit punt is het zeker een
bijzonder boeiend duel geworden tussen de
..progressieve" Van Tijn en de „conservatieve"
Van Riel woorden waarmee mr. Van Riel
overigens helemaal niet gelukkig is. Uit de
spitse dialoog wordt wel duidelijk dat de
VVD-er Van Riel helemaal niet zo gelukkig
is met de gang van zaken in zijn partij. Naar
zijn gevoel is het teveel een gelijkgezinde
partij, is men het teveel met elkaar eens, is
er geen choc des oninions. Ook gelooft hij dat
er te weinig gedacht wordt over en gewerkt
wordt naar de toekomst. En tenslotte ont
breekt het de WD aan werkelijke topmen
sen, zo is zijn gevoelen. Hij voert dit terug
naar de periode-Oud. „Er was bij Oud een
gemis aan belangstelling voor de toekomst.
Zijn hele stelsel was: met middelmatige men
sen van situatie naar situatie manoeuvreren
met de gedachte: ik haal ze er wel uit. Mijn
idee was: goeie mensen gewoon de kans ge
ven op conflicten, dan open je tenminste een
weg naar de toekomst. In alle voorkomende
gevallen dat mag ook wel eens gezegd
worden heeft Oud de laatste jaren van
zijn leven toegegeven dat ik gelijk had in
mijn beoordeling van mensen."
als we ze gelezen hebben,
want het leven gaat verder
en het „oudejaarsavondge-
voel" is snel verdwenen.
Op deze eerste commen
taarpagina in dit jaar 1971
hebben we toch getracht iets
van die gevoelens vast te
leggen. Daarbij zijn we uitge
gaan van de ervaringen van
1970, namelijk dat de tegen
stellingen scherper worden.
Ook in Nederland, sommigen
zeggen juist in Nederland.
Enerzijds neemt de kritiek op
de „gevestigde orde" hand
over hand toe. Soms gema
tigd: van diegenen die onze
samenleving als geheel wel
als goed zien maar niet nala
ten telkens te wijzen op de
zieke plekken die er onmis
kenbaar zijn. Maar in andere
kringen is die kritiek meedo
genloos: zij geloven niet
meer in onze maatschappij
en ze zien in het wegvagen
van onze gevestigde orde de
enige mogelijkheid om tot
iets beters te komen. Zij ko
zen de anarchie als ideaal.
De reactie daarop kon
evenmin uitblijven: voorstan
ders van recht en orde pra
ten over de „harde hand"
waarmee deze anarchisten
moeten worden aangepakt
en een „oproerpolitie" lijkt
hun bepaald geen overbodi
ge luxe.
Natuurlijk gaat achter bei
de opstellingen een stuk filo
sofie schuil. En als men gaat
zoeken naar de vertolkers
van deze zo verschillende
benaderingen van onze sa
menleving. naar de mensen
die hun gedachten hierover
onder woorden brengen en
verdedigen, dan is het niét
moeilijk bij de twee tegenpo
len terecht te komen die we
op deze pagina aan het
woord laten: kabouterfilosoof
Roel van Duijn en de VVD-er
mr. H. van Riel. Beiden zijn
juist door hun extreme uit
spraken in het afgelopen jaar
dikwijls in het nieuws ge
weest. Beiden zullen ook in
dit nieuwe jaar van zich
doen spreken. En....beiden
zullen ons niet die gezapige
rust gunnen, die wij onszelf
op die voorbije oudejaarsa
vond misschien hebben toe
gewenst!
Nu is mr. Van Riel er de man niet naar om
het alleen bij constateringen te laten en ver
der niets te doen. Hij vertelt dat de
VVD-presidente mevrouw Van Someren en
hijzelf al enige tijd bezig zijn een groep te
vormen die de basis kan leggen voor een to
taal samenvattende reconstructie. Op de
vraag of hij er iets concreets over kan zeggen
komt het kribbige antwoord: „Nee. Voor mij
is het hele ontbreken van een dergelijke re
constructie op het ogenblik een gruwel!"
Toch kan men uit sommige antwoorden wel
proeven waar de heer Van Riel de recon
structie van zijn partij zoekt. „De VVD bezit
inderdaad een in het verleden gevormde
structuur die buitengewoon moeilijk te door
breken is. Daar zou een jonge man met en
thousiasme, talent en een groot verstand voor
nodig zijn die tegelijk toch de taal spreekt die
de groep nu eenmaal spreekt. Je kunt je oude
kiezers natuurlijk niet wegjagen voor je de
nieuwe hebt. Daarin schuilt juist het grote
probleem: in zo'n drieëntwintig jaar tijds is
een kiezerscorps van een bepaalde aard opge
bouwd, met een heel eigen beeld waarvan je
maar niet zö af kunt". Als Van Tijn hierop
wat geërgerd opmerkt dat een partij toch een
grotere verantwoordelijkheid ten opzichte
van het land heeft dan het eens in de vier
jaar verzamelen van stemmen, is het nuchte
re antwoord van Van Riel: „Mij ergert het
niet, omdat ik niet gewoon ben van mensen
hoge verwachtingen te hebben".
Laat men uit dit alles niet de conclusie
trekken dat mr. Van Riel teveel droomt over
hoe het zou moeten zijn en te weinig met
beide benen op de harde politieke bodem van
nu staat. Als hij het over de huidige proble
matiek heeft valt het telkens weer op hoe hij
zich ergert aan het steeds maar voorrang
vragen voor allerlei prioriteiten zonder dat de
vragenstellers aangeven waar het geld van
daan moet komen, iets waaraan naar zijn me
ning alle politieke partijen zich schuldig ma
ken, inclusief de VVD. De heer Van Riel somt
drie punten op waarvoor hij als WD'er wel
wil vechten: versterking van de defensie,
reorganisatie van het hele onderwijs en het
betrekken van de werknemers bij beleidsbe
slissingen in de ondernemingen in een andere
vorm dan thans gebeurt. Maar op de vraag of
de meerderheid van de WD iets tegen ver
sterking van defensie heeft is zijn antwoord:
..Niet zolang ze voor geen reële keus gesteld
worden, wèl zodra het meer belastinggeld
gaat kosten. Dat is 't juist: WD-ers zijn vaak
voor een heleboel dingen maar het wordt an
ders als het geld gaat kosten. Dat is overigens
onder de arbeiders net zo. Vergelijkt u maar
hun vrijwel algemene opstelling tegenover de
ontwikkelingshulp. Als het geld gaat kosten
moeten de textieltjes uit Hongkong maar ter
invoer bij ons verboden worden. Ik geloof dat
dit punt geldt voor alle politieke partijen.
Een apart hoofdstuk van het boek is gewijd
aan gezag en orde, ook al een van die stok
paardjes die de heer Van Riel graag berijdt.
In zijn eigen, soms zo beeldende taal ver
deelt hij de mensen in nationaal en on-natio-
naal. „Nationaal is voor mij het innemen van
een zodanige houding dat daardoor de conti
nuïteit van Nederland in een bepaald
West-Europees-Atlantisch verband verzekerd
blijft. Het begrip „on-nationaal" heb ik geko
zen met het oog op de massapsychologie, op
dezelfde wijze als andere mensen mij conser
vatief noemen".
Voor de gedragingen van de huidige, op
standige jeugd heeft de heer Van Riel een
vrij simpele verklaring: „Tot circa dertig jaar
geleden werd een groot deel van de vitale
energie van die mensen gebruikt voor de be
strijding van seksuele instincten Als je drie
maanden bezig bent om een bloes losgeknoopt
te krijgen, heb je geen tijd over om je emo
tioneel met andere dingen bezig te houden!"
Dat hij, als dergelijke groepen buiten de
grenzen gaan die „in de ogen van de bevol
king gehandhaafd moeten worden", voorstan
der is van krachtdadig ingrijpen, is bekend.
Daarvoor acht hij het nodig een corps van
speciaal getrainde politietroepen in het leven
te roepen van dezelfde mentaliteit als het
corps mariniers „omdat ik bang ben dat
niet speciaal getrainde politietroepen te vroeg
gaan schieten en dat er dan doden onder de
politiemannen vallen". Vraag: vindt u dat be
langrijker dan doden onder het publiek? Ant
woord: het leven van de wethandhavers acht
ik bijzonder veel belangrijker dan dat van de
wetbrekers..."
Zo is mr. Harm van Riel. Een man die
bijzonder goed weet wat hij wil. Maar die
zijn idealen waarschijnlijk nooit verwezen
lijkt zal zien. Omdat hij filosoof is en geen
politicus. Want: „Ik vrees dat we momenteel
in deze situatie verkeren dat een politicus
niet bijzonder goed moét zijn om succes te
hebben..."