Discussie in nieuwjaarswensen Een groot Nederlander Mr. H. van Riel in gesprek met Joop van Tijn Van Riel over de kabouters Roel van Duijn, ambassadeur van een nieuwe maatschappij 1 PORTRET VAN EEN KABOUTER-FILOSOOF Harm van Riel nr De VVDer Van Riel De politicus Van Riel Commentaar Meer filosoof dan politicus Dit lijkt ons het juiste moment en de juiste plaats om diegenen te bedanken die de jaarwisseling hebben aangegrepen om ons bij het schrijven van deze com mentaarrubriek wijsheid, objectiviteit en wat niet al toe te wensen. Sommigen de den dat met snedige nieuwjaarswenskaar ten, anderen telefonisch en weer anderen per brief. Zo kon het gebeuren dat een in zwart en rood uitgevoerde nieuwjaarskaart van het voorlichtingsbureau van het minis terie van defensie kwam te liggen naast een heel wat diepzinniger gedicht waar mee het hoofdbestuur van de Ned. Vereni ging voor Sexuele Hervorming ons het nieuwe jaar deed ingaan en dat daar bo venop een brief kwam van een lezer die ons de raad gaf ons gezonde verstand te gebruiken en in het nieuwe jaar te stem men op die partijen die het militarisme willen afschaffen. Dit laatste lijkt ons een beter uitgangs punt om in dit nieuwe jaar over te schrij ven dan het „zo zorgeloos het bloed zijn gang laten gaan" van de NVSH dat ligt nogal in de privé-sfeer en daar mengen we ons in deze commentaren liever niet in. Wel echter die andere bloedstroom die onze briefschrijver voorziet: „onze solda ten als kanonnenvlees voor twee grote partijen". Nog een paar citaten uit deze brief: „Als oud-militair en nog heel jong hadden wij het idee dat wij nodig waren om ons land te verdedigen tegen een mo gelijke vijand. Doch nu, in het jaar 1971, is ons toch wel gebleken dat ons legertje praktisch geen cent waard is. Miljoenen besteden we aan de Navo doch voor wie? Kunnen West-Duitsland en wij de ooster buren tegenhouden? Een leger in stand houden ter beveiliging van Amerika lijkt mij onzin. Het is toch in 1940 wel geble ken dat wij in vier dagen verloren waren". Een even verder: „Had Denemarken niet een politieleger en zijn die de oorlog niet beter doorgekomen dan wij? Geen doden door de honger als wij hier". Is het moeilijk deze briefschrijver een weerwoord te geven? Neen, als het alleen maar gaat om het weerleggen van zijn al te simplistische redeneringen. Hierover drie opmerkingen: We zijn er nog altijd trots op dat Nederland zich zo goed als het kon teweer gesteld heeft tegen het Nazis- me en dat het met de strijd is door gegaan, ondergronds en boven gronds, ook toen ons land na vier dagen onder de voet was gelopen. Samen met onze bondgenoten heb ben we die strijd gewonnen op ons aandèel zijn we trots. Het getuigt van weinig kennis van za ken het te doen voorkomen alsof de Navo in het leven geroepen is voor de veiligheid van Amerika. Het is niet moeilijk te zien dat de Russische dreiging eerder gericht is tegen deze zijde van de Atlantische Oceaan dan tegen Amerika en Canada aan gene zijde. Nog dwazer Is het te suggereren dat alleen op de schouders van West- Duitsland en Nederland de taak is ge legd een communistische aanval te pareren. Amerika heeft in Europa heel wat meer troepen op de been dan Nederland mede voor ónze veilig heid en ter bescherming van ónze vrijheid. Ondanks de uit deze brief blijkende kortzichtigheid menen we dét ze toch on ze aandacht verdient: omdat men er de mengeling in terugvindt van optimisme en pessimisme die we rond de jaarwisseling vaker aantreffen. Pessismisme: waarom een leger het helpt toch allemaal niets. En optimisme: waarom een leger de wereld is toch wel zo ver dat niet meer aan een wereldoorlog gedacht behoeft te worden. Helaas, het optimisme én het pessimis me zijn misplaatst. De toenemende agres siviteit in heel de wereld ons er op dat het vredesideaal in 1971 nog even ver weg is als in 1970. Want de mens is wel die drempelvan 1971 gepasseerd maar hij is er niet anders door geworden. En daar, daar alleen, ligt het begin van alle ont spanning: in ons gedrag als enkeling en in on gedrag als volk. Voor die realiteit de ogen sluiten is on verstandig en daarom zijn en blijven we blij dat er een Navo bestaat. Waaraan Nederland zijn noodzakelijke bijdrage le vert. Niet in pessimisme en niet in opti misme maar in alle nuchterheid. Niets lie ver zou het ons zijn dan een wereld zon der legers maar zolang die legers no dig zijn verdient de soldaat onze steun en waardering. Voor zover het ons mogelijk is zal hij die van ons ook in 1971 krijgen. Donderdagavond is in Driebergen een groot Nederlander overleden: prof. dr. Wil lem Banning, theoloog, socioloog, ethicus en cultuurfilosoof, maar bovenal pionier bruggenbouwer en vernieuwer. Velen heb ben het bericht van zijn overlijden met ontroering gelezen want Banning heeft voor ontelbaren veel betekend, ook voor mensen die het met zijn geloofs- en poli tieke opvattingen niet eens waren. Na een tijd onderwijzer te zijn geweest ging Ban ning rond 1915 naar Leiden om er theolo gie te studeren; daarna was hij enkele jaren predikant iji (achtereenvolgens) Haarlo en Sneek en in 1928 ging hij zijn eerste pioniersfunctie (in het vormings werk van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers) vervullen. Vooral na de oorlog is Banning van nature een be scheiden man sterk op de voorgrond getreden als lid van het driemanschap Kraemer-Gravemeijer-Banning dat de aan zet tot de gemeente-opbouw-beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk heeft ge geven én als mede-oprichter van de Partij van de Arbeid waarin hij ook een vernieu wingsbeweging zag. In 1946 werd Banning een van de op richters en later hoofddocent van het in stituut Kerk en Wereld (De Horst) en men kan rustig stellen dat hij zijn hart aan het werk van de Kerk en Wereld verpand heeft. Juist daar kon hij medewerken aan een indrukwekkende visie op de aposto- laire taak van de kerk. Zijn grote weten schappelijke gaven kwamen het best tot uiting in zijn hoogleraarschap (1946-1958) in de kerkelijke sociologie aan de Leid- se universiteit. Ook aan het Leidse Ra penburg was hij als eerste hoogleraar in deze tak van wetenschap pionier. Banning was een begenadigd prediker; nog altijd denken velen in Amsterdam te rug aan zijn boeiende toespraken in de diensten op kerkelijke hoogtijdagen in Carré (samen met dr. Buskes). Verder heeft hij in boeken en tijdschriftbijdragen kerk en maatschappij heel veel geschon ken. Zijn vrienden en geestverwanten, maar ook zij die een andere visie dan hij hadden zijn 't erover eens, dat Nederland aan deze veelzijdige pionier en bruggen bouwer veel te danken heeft. ;>Xy:;V Cv Bijna niemand ontkomt er aan: als op oudejaarsavond de klok langzaam maar zeker naar twaalf uur schuift komt die meest menselijke kant van ons mens-zin naar vo ren in de vraag van alle eeu wen: wat zal dit nieuwe jaar ons brengen? In die vraag immers ligt heel die vreemde mengeling opgesloten die ons tot mens maakt: menge ling van angst én goede voornemens; van zelfbewuste plannenmakerij én die half bewuste wetenschap dat niet alleen wijzelf daarin te be slissen hebben; mengeling van onmacht en onvrede enerzijds en de wil om iets van het leven te maken an derzijds. Op die momenten zoeken we steun. De een slaat daar voor zijn bijbel open en de ander speurt naar wat de sterren te zeggen hebben of een waarzegger voorspelt. En we beluisteren de nieuw jaarstoespraken en de nieuwjaarsverwachtingen van de groten dezer aarde. Die we even vlug vergeten zijn Mr. Harm van Riel (63) is voorzitter van de VVD-fractie in de Eerste Kamer en tot kort was hij ook gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland. Mooie functies, maar voor een politicus-met-ambities toch niet hèt grote ideaal. Is deze mr. Van Riel dan geen ambitieus man? Maar waarom timmert hij dan zo dik wijls aan de weg met dikwijls zeer opmerkelijke toespraken en een vriend en vijand verrassende benadering van allerlei problemen? Denk alleen maar aan zijn reacties op de Maagdenhuisbezetting en andere Amsterdamse rellen dan laat hij niet na zijn gedragen stem te verheffen om een harde aanpak te bepleiten. Of aan zijn redevoering ten tijde van de loonwet-ruzies, toen hij openlijk liet weten dat minister Roolvink maar beter kon vertrekken! Wie zulke dingen zegt op zulke ogenblikken moét toch beseffen, dat dit ook voor hemzelf politieke consequenties ïeeft. Ten goede of ten kwade. ,,Wat moet ik van de kabouters zeggen? Het is een vormgeving van oppo sitionele en speelse in stincten. Maar geen poli tieke partij die onder de massa aanhang kan krij gen van betekenis. De Ka bouterpartij is vergelijk baar met de Boerenpartij even zeggen ze iets dat aanslaat, daarna is het weer over. Misschien krijgen de Kabouters een paar Kamerzetels in. de aard van de leiders ligt al opgesloten dat ze nooit duurzaam kunnen samen werken. Ze missen het re genteninstinct". Bovenstaand is een ci taat uit een interview met mr. Van Riel. In het boek van Joop van Tijn gaat het in onderstaande citaten niet zozeer over de Kabouters als partij als wel over het verschijnsel van wat de heer Van Riel in één adem noemt: het studentenver zet en het langharig geteisem. Citaat 1: ,,Een protest houding die uit niets an ders bestaat dan uit ge- copüleer op de Dam en die lange haren werkt niét. Van een soortgelijke op positie, maar dan een die zich zou richten op de talrijke rotte plekken in de samenleving, zou een veel positiever werking uitgaan op de gewone, hardwerkende mensen. In de combinatie van losban digheid, ongebondenheid en verzet zit het grote ge vaar dat het niet werkt. En het moet wél werken. Dat zou op de bevolking een veel diepere indruk maken. Nu krijg-je bij de bevolking de natuurlijke identificatiekritiek op de overheid komt van zot ten." Citaat 2: ,,Als je er be hoefte aan hebt met zo'n wazige blik rond .te lopen en met de haren over de schouders wapperend, dan duidt dat al aan dat je de realisatie van je persoon in externe factoren zoekt. Waarom moet je met san dalen lopen en altijd zo raar vaag voor je uit kij ken? Dat zijn toch geen serieuze mensen. Die men sen zoeken zichzelf dat is mijn bezwaar!" y. Roel van Duijn interviewen is be paald geen gemakkelijke bezigheid. In zijn kleine, wat krotterige huisje in de Karthuizerstraat in de Am sterdamse Jordaan hangt hij schuin over de tafel, hand onder het hoofd, in zijn ogen de wazig-sombere blik van de kabouter. Nooit kijkt hij de interviewer aan, nooit komt er een lach op z'n ge zicht, af en toe mompelt hij wat in zichzelf. Maar toch velen zijn ervan overtuigd dat deze 27-jarige vrijgezel, afkomstig uit Den Haag. een bijzonder scherpzinnig denker is, een filiosoof met heel eigen idee- en, en soms blijkt dat ook plotseling als hij, gemakkelijk pratend en goed formulerend, zijn kijk op deze maatschappij uiteenzet. Van Duijn is duidelijk de denker achter die wonderlijke kabouteri deologie zoals ze die in hun „Oranje Vrijstaat" trachten te beleven. Hij is de leverancier van opmerkelijke, vermakelijke en voor onze huidige samenleving zeker niet ongevaarlij ke initiatieven, die men „ludiek" kan noemen maar wel met een anarchistische achtergrond. Hij heeft dan ook twaalf dagen in de gevan genis gezeten wegens opruiend ge schrijf. Vijf boeken heeft hij op zijn naam staan van de opbrengst daarvan plus het presentiegeld dat hij ontvangt als lid van de kabou terfractie in de Amsterdamse ge meenteraad, houdt hij zich in leven. Hoe denkt Roel van Duijn over zichzelf, over onze samenleving en over de rol die hij en zijn kabouter- beweging binnen die samenleving kunnen spelen? In zes duidelijke antwoorden op evenzo vele directe vragen tekent hij hieronder een por tret van zichzelf: Roel van Duijn, ambassadeur en bemiddelaar tussen de oude en de nieuwe maatschappij. Wat beschouwt u als de be langrijkste binnenlandse (poli tieke) gebeurtenis van het afge lopen jaar? „Het voortdurende voorts luipen van de milieuverontreiniging vind ik belangrijker dan welke politieke ge beurtenis ook. De verkiezingsover winning van de kabouters heeft wel indruk op me gemaakt, maar is geen werkelijke grote gebeurtenis. De verontreiniging tast de basis aan van elk leven. Ik kan me daar ma teloos over opwinden en niet minder over de apathie waarmee sommige mensen in dit gebeuren berusten. Wat verwacht nieuwe jaar? dit „Ik reken niet in jaren en kan niet voorspellen. Ik verwacht een laatste poging van verzet tegen de verontreiniging en de autoritaire maatschappij. Ik hoop dat het lukt en dat de tegenkrachten tot ontwik keling komen. De toename van de vrije tijd en de hopelijke verbete ring van het onderwijs kunnen daaraan meewerken. De gans op vrije kritiek wordt steeds groter. Het nieuwe kabinet interesseert me maar een klein beetje, 't Kan een haartje beter worden maar daar houdt het ook mee op. 't Moet toch uit het bewustzijn van de gewone mensen komen. De regering heeft daar weinig mee te maken". Wat is uw rol in het politie ke gebeuren? „Mijn rol is het ambassadeur te zijn. Bemiddelen tussen de oude en de nieuwe maatschappij. Het afgelo pen jaar heb ik mij kapot gewerkt. Midden van dit jaar stap ik waar schijnlijk uit de gemeenteraad. Ik heb wel wat resultaten geboekt, maar het is slechts een begin. In de komende maanden organiseren we een alternatieve voorjaarsbeurs in Amsterdam. Met allerlei democra tisch vervaardigde en niét verontrei nigde produkten. Verder werken we aan een alternatief college van B. en W. met alternatieve ambtenaren". Hoe ziet u een partij als de VVD en hoe denkt u over een man als mr. Van Riel. „Ik hou me niet zo bezig met de VVD. In meneer Van Riel zie ik alle duidelijke symptomen van de auto ritaire persoonlijkheid. Dat soort mensen trekt een harnas aan, ver overt een machtpositie en gaat ver volgens onderdrukken. Zij leven bij de gratie van de concurrentiemaat- schappij. Het komt ook bij ons voor. Alleen in een sfeer van echte coöpe ratie kunnen autoritaire persoonlijk heden ontdooien". Kunt u zelf uw positie in de Nederlandse politiek omschrij ven? „Onze invloed ligt in' de macht van onze ideeën. Die invloed stelt feitelijk weinig voor, maar de ideeën slaan op grote schaal aan. Dat leid ik af uit wat er op de scholen ge beurt en het kraken van huizen, 't Is wel wat, maar te weinig. Toch loopt Nederland voorop in deze ont wikkeling. Hoe denkt u over het begrip „achterban" waarmee iedere po- litiecus op z'n tijd schermt? „Het woord achterban irriteerd mij. Als er een achterban is, bete kent het dat er oog een voorhoede is. Die tegenstelling moet verdwij nen. Het idee van „volgelingen" wekt weerzin. Autoritaire leiders zeggen hoe het moet en roepen ver volgens „Volg mij!". Anti-autoritai re leiders stellen hun kennis van za ken en informatie te beschikking en wachten vervolgens de orders af. Zij zijn dienaren". En hiermee is men dan op het kardinale punt aangeland: dit alles kan mr. Harm van Riel helemaal niets schelen. Want diep in zijn hart is hij helemaal geen politicus eerder kan men hem een filosoof noemen, een wetenschappelijk denker. Zij het een denker met een zeer zakelijke inslag: ge dachten moeten minder in woorden en meer in daden tot uitdrukking worden gebracht! Hoe we tot deze typering komen? Uit het boek dat de uitgeverij De Arbeiderspers rond de jaarwisseling op de markt heeft gebracht: „Mr. H. van Riel in gesprek met Joop van Tijn". Een boek dat op de voorpagina van de omslag het portret draagt van de heer Van Riel (compleet met dikke sigaar) en op de achterpagina dat van Joop van Tijn, redac teur van Vrij Nederland. Op die achterpagi na heet het boek trouwens iets anders: „Joop van Tijn in gesprek met mr. H. van Riel: verrassende doorlichting van de controverse links-rechts een politiek kwaliteitsduel." Hoe dit verrassend spitse boek tot stand is gekomen vertelt Van Tijn in zijn voor woord. „Het ontbreken van politieke ge schriften van toonaangevende politici is te betreuren", zo stelt hij. „Het werkt de apathie in de hand en lijkt me een van de oorzaken van de tamelijk grote onverschilligheid van het publiek jegens de politici. Gezien de op lagecijfers van Vöndelings boek „Nasmaak en voorproef" wil het publiek best weten wat een politicus van enig formaat te vertellen heeft. Vorig jaar benaderde De Arbeiders pers mr. Harm van Riel met het verzoek een soort pendant van „Nasmaak en voorproef" te schrijven. Van Riel was niet afwijzend hij wist zich getroost door de gedachte over een aantal denkbeelden te beschikken maar hij wilde niet zelf schrijven. De oplos sing was: een aantal gesprekken met een journalist." De eerste twee hoofdstukken zijn niet in gespreksvorm geschreven: in de ik-vorm vertelt mr. Van Riel van zijn jeugd, eerst in de Haarlemmermeer, later in Emmen (in beide plaatsen was zijn vader directeur van het postkantoor), van zijn schooljaren en zijn leraren, zijn studententijd en zijn jaren bij de bankiersfirma Mees in Rotterdam en Den Haag. Dat alles niet in een min of meer chronologisch lopend verhaal maar veel meer door het aan elkaar rijgen van allerlei details die stuk voor stuk de mens Van Riel tekenen. Een voorbeeld: „Een van de weinige keren dat ik door mijn vader ben berispt, was toen ik zei dat ik een kwartje voor het zendingswezen ge geven had. Omdat, zoals mijn vader mij toen vertelde, de Toradja's veel gelukkiger niet bekeerd dan wèl bekeerd leefden. Ik was naar een feest toegegaan met een majoor van de rijksveldwacht en deze man was van streng orthodoxen huize. Ik vond het dus beleefd om duidelijk zichtbaar 25 cent in de ons op dat feest voorgehouden collectebus te doen. Ik herinner me die middag ook nog, omdat ik wat verwonderd was dat de majoor voor een bezoek aan het zendingsfeest een enorme, met scherp ge laden dienstrevolver onder zijn jas stak om op alles voorbereid te zijn. Waarschijnlijk deed hij dat om dezelfde reden als waarom ik altijd m'n sigaren bij me heb het is een gewoontemanuaal." En een antwoord op de vraag die misschien ook lezeressen boeit: „Dat ik nooit getrouwd ben komt door een combinatie van een groot aantal factoren waarvan de belang rijkste is dat ik al op jonge leeftijd bindin gen met enige vrouwen had die het minder aannemelijk maakten dat ik met een van hen zou trouwen, wilde ik de ander niet kwetsen. En ook omdat, nou ja, ik al heel jong een hekel kreeg aan een bepaalde regelmaat en het domesticatie-element. En ten slotte was er natuurlijk ook de factor zeker bij mijn karakter dat ik mij al heel jong uit materieel oogpunt bezien zo heb kunnen bewegen, dat er uit dien hoofde geen enkel motief voor was. Ik bedoel qua verzorging, voeding en zo. Bovendien had ik op m'n 29ste al een voortreffelijke huis houdster." Uiteraard gaat het in dit boek heel dikwijls over de VVD en op dit punt is het zeker een bijzonder boeiend duel geworden tussen de ..progressieve" Van Tijn en de „conservatieve" Van Riel woorden waarmee mr. Van Riel overigens helemaal niet gelukkig is. Uit de spitse dialoog wordt wel duidelijk dat de VVD-er Van Riel helemaal niet zo gelukkig is met de gang van zaken in zijn partij. Naar zijn gevoel is het teveel een gelijkgezinde partij, is men het teveel met elkaar eens, is er geen choc des oninions. Ook gelooft hij dat er te weinig gedacht wordt over en gewerkt wordt naar de toekomst. En tenslotte ont breekt het de WD aan werkelijke topmen sen, zo is zijn gevoelen. Hij voert dit terug naar de periode-Oud. „Er was bij Oud een gemis aan belangstelling voor de toekomst. Zijn hele stelsel was: met middelmatige men sen van situatie naar situatie manoeuvreren met de gedachte: ik haal ze er wel uit. Mijn idee was: goeie mensen gewoon de kans ge ven op conflicten, dan open je tenminste een weg naar de toekomst. In alle voorkomende gevallen dat mag ook wel eens gezegd worden heeft Oud de laatste jaren van zijn leven toegegeven dat ik gelijk had in mijn beoordeling van mensen." als we ze gelezen hebben, want het leven gaat verder en het „oudejaarsavondge- voel" is snel verdwenen. Op deze eerste commen taarpagina in dit jaar 1971 hebben we toch getracht iets van die gevoelens vast te leggen. Daarbij zijn we uitge gaan van de ervaringen van 1970, namelijk dat de tegen stellingen scherper worden. Ook in Nederland, sommigen zeggen juist in Nederland. Enerzijds neemt de kritiek op de „gevestigde orde" hand over hand toe. Soms gema tigd: van diegenen die onze samenleving als geheel wel als goed zien maar niet nala ten telkens te wijzen op de zieke plekken die er onmis kenbaar zijn. Maar in andere kringen is die kritiek meedo genloos: zij geloven niet meer in onze maatschappij en ze zien in het wegvagen van onze gevestigde orde de enige mogelijkheid om tot iets beters te komen. Zij ko zen de anarchie als ideaal. De reactie daarop kon evenmin uitblijven: voorstan ders van recht en orde pra ten over de „harde hand" waarmee deze anarchisten moeten worden aangepakt en een „oproerpolitie" lijkt hun bepaald geen overbodi ge luxe. Natuurlijk gaat achter bei de opstellingen een stuk filo sofie schuil. En als men gaat zoeken naar de vertolkers van deze zo verschillende benaderingen van onze sa menleving. naar de mensen die hun gedachten hierover onder woorden brengen en verdedigen, dan is het niét moeilijk bij de twee tegenpo len terecht te komen die we op deze pagina aan het woord laten: kabouterfilosoof Roel van Duijn en de VVD-er mr. H. van Riel. Beiden zijn juist door hun extreme uit spraken in het afgelopen jaar dikwijls in het nieuws ge weest. Beiden zullen ook in dit nieuwe jaar van zich doen spreken. En....beiden zullen ons niet die gezapige rust gunnen, die wij onszelf op die voorbije oudejaarsa vond misschien hebben toe gewenst! Nu is mr. Van Riel er de man niet naar om het alleen bij constateringen te laten en ver der niets te doen. Hij vertelt dat de VVD-presidente mevrouw Van Someren en hijzelf al enige tijd bezig zijn een groep te vormen die de basis kan leggen voor een to taal samenvattende reconstructie. Op de vraag of hij er iets concreets over kan zeggen komt het kribbige antwoord: „Nee. Voor mij is het hele ontbreken van een dergelijke re constructie op het ogenblik een gruwel!" Toch kan men uit sommige antwoorden wel proeven waar de heer Van Riel de recon structie van zijn partij zoekt. „De VVD bezit inderdaad een in het verleden gevormde structuur die buitengewoon moeilijk te door breken is. Daar zou een jonge man met en thousiasme, talent en een groot verstand voor nodig zijn die tegelijk toch de taal spreekt die de groep nu eenmaal spreekt. Je kunt je oude kiezers natuurlijk niet wegjagen voor je de nieuwe hebt. Daarin schuilt juist het grote probleem: in zo'n drieëntwintig jaar tijds is een kiezerscorps van een bepaalde aard opge bouwd, met een heel eigen beeld waarvan je maar niet zö af kunt". Als Van Tijn hierop wat geërgerd opmerkt dat een partij toch een grotere verantwoordelijkheid ten opzichte van het land heeft dan het eens in de vier jaar verzamelen van stemmen, is het nuchte re antwoord van Van Riel: „Mij ergert het niet, omdat ik niet gewoon ben van mensen hoge verwachtingen te hebben". Laat men uit dit alles niet de conclusie trekken dat mr. Van Riel teveel droomt over hoe het zou moeten zijn en te weinig met beide benen op de harde politieke bodem van nu staat. Als hij het over de huidige proble matiek heeft valt het telkens weer op hoe hij zich ergert aan het steeds maar voorrang vragen voor allerlei prioriteiten zonder dat de vragenstellers aangeven waar het geld van daan moet komen, iets waaraan naar zijn me ning alle politieke partijen zich schuldig ma ken, inclusief de VVD. De heer Van Riel somt drie punten op waarvoor hij als WD'er wel wil vechten: versterking van de defensie, reorganisatie van het hele onderwijs en het betrekken van de werknemers bij beleidsbe slissingen in de ondernemingen in een andere vorm dan thans gebeurt. Maar op de vraag of de meerderheid van de WD iets tegen ver sterking van defensie heeft is zijn antwoord: ..Niet zolang ze voor geen reële keus gesteld worden, wèl zodra het meer belastinggeld gaat kosten. Dat is 't juist: WD-ers zijn vaak voor een heleboel dingen maar het wordt an ders als het geld gaat kosten. Dat is overigens onder de arbeiders net zo. Vergelijkt u maar hun vrijwel algemene opstelling tegenover de ontwikkelingshulp. Als het geld gaat kosten moeten de textieltjes uit Hongkong maar ter invoer bij ons verboden worden. Ik geloof dat dit punt geldt voor alle politieke partijen. Een apart hoofdstuk van het boek is gewijd aan gezag en orde, ook al een van die stok paardjes die de heer Van Riel graag berijdt. In zijn eigen, soms zo beeldende taal ver deelt hij de mensen in nationaal en on-natio- naal. „Nationaal is voor mij het innemen van een zodanige houding dat daardoor de conti nuïteit van Nederland in een bepaald West-Europees-Atlantisch verband verzekerd blijft. Het begrip „on-nationaal" heb ik geko zen met het oog op de massapsychologie, op dezelfde wijze als andere mensen mij conser vatief noemen". Voor de gedragingen van de huidige, op standige jeugd heeft de heer Van Riel een vrij simpele verklaring: „Tot circa dertig jaar geleden werd een groot deel van de vitale energie van die mensen gebruikt voor de be strijding van seksuele instincten Als je drie maanden bezig bent om een bloes losgeknoopt te krijgen, heb je geen tijd over om je emo tioneel met andere dingen bezig te houden!" Dat hij, als dergelijke groepen buiten de grenzen gaan die „in de ogen van de bevol king gehandhaafd moeten worden", voorstan der is van krachtdadig ingrijpen, is bekend. Daarvoor acht hij het nodig een corps van speciaal getrainde politietroepen in het leven te roepen van dezelfde mentaliteit als het corps mariniers „omdat ik bang ben dat niet speciaal getrainde politietroepen te vroeg gaan schieten en dat er dan doden onder de politiemannen vallen". Vraag: vindt u dat be langrijker dan doden onder het publiek? Ant woord: het leven van de wethandhavers acht ik bijzonder veel belangrijker dan dat van de wetbrekers..." Zo is mr. Harm van Riel. Een man die bijzonder goed weet wat hij wil. Maar die zijn idealen waarschijnlijk nooit verwezen lijkt zal zien. Omdat hij filosoof is en geen politicus. Want: „Ik vrees dat we momenteel in deze situatie verkeren dat een politicus niet bijzonder goed moét zijn om succes te hebben..."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1971 | | pagina 14