Hoe ziek is de Amerikaanse maatschappij DEZE WEEK: nader beschouwd ARROGANTIE EN Dr. Drees maakte er geen geheim van Het worden spannende dagen in de RAI Partij van de Arbeid staat voor moeilijke beslissing Op een kier TWEE BOEKEN WERPEN KLEMMENDE VRAAG OP: door W. in 't Veld Oneens met Fulbright Is het waar Imperialisme Isolement Vakbeweging Nieuw bestaan Nieuw Links Welke richting DEZE week is opnieuw bijzonder duidelijk naar voren gekomen hoe groot de invloed van dr. Willem Drees sr. (84), minister van staat en oud-minister-president, op de gang van zaken in de Partij van de Arbeid is. Slechts kort nadat hij een appèl op de deelnemers aan het volgende week te houden partijcongres had gedaano m de PvdA niet in het isolement te brengen (m.a.w. de anti-KVP-motie niet als zodanig te handha ven) en de kans op zijn bedanken voor de PvdA naar voren had gebracht brak er een soort lichte paniek in de leiding van de partij uit en toonde men zich zeer geschokt. SENATOR FULBRIGHT over de arrogantie In de zomer van 1970 hield de vereniging van Amerikaanse psy chiaters in San Francisco haar congres. De heren deden de vol gende uitspraak: „We moeten nu niet meer de patiënten helpen om zich aan te passen aan de maat schappij, maar we moeten de maatschappij veranderen. Want Amerika is een „sick society", een zieke maatschappij gewor den." Dit is niet zomaar een losse kreet, geuit door pessimistisch gestemde mensen men zou het een van de stemmen kunnen noe men uit het koor der velen die dit pessimisme ten aanzien van (het voortbestaan van) de Ameri kaanse maatschappij delen. En in dat koor vindt men ook republi keinen, partijgenoten van presi dent Nixon. John W. Gardner bij voorbeeld. Ook hij maakt zich zorgen over zijn land. „Terwijl iedereen zijn egoïstische belangen najaagt en zichzelf gerust stelt door anderen de schuld te geven, valt de natie uiteen. Ik zeg het volkomen nuchter: de natie valt uiteen!" En even verder zegt hij: „De geestelijke slijtage waaraan wij onderworpen zijn is niet te becijferen. Niets wat wij doen om onze vrienden of vijanden in Zui- doost-Azie te helpen of te kwet sen, kan worden vergeleken met wat wij onszelf als volk aan doen." Wat te denken van al deze on heilsprofetieën? Heeft president Nixon gelijk als hij dergelijke beweringen tracht te weerleggen met te wijzen op die grote „zwij gende meerderheid" die achter zijn politiek zou staan in binnen- en buitenland? Voorlopig hebben tussentijdse verkiezingen dat nog niet waar kunnen maken. Veeleer krijgt men de indruk dat ook hier links en rechts steeds feller tegenover elkaar komen te staan waarbij dit het meest griezeli ge is dat het centrum, het „dra gende midden" bezig is te ver brokkelen. Luider worden dan ook de stemmen die het huidige Amerika vergelijken met de vroegere republiek van Weimar. In Duitsland ging in 1933 een re delijk democratische en tolerante staat ten onder door gewelddadi ge provocaties en verwerping van de gevestigde waarden en instel lingen. De Nederlandse historicus prof. dr. M. C. Brands schreef onlangs: „Veeleer bestaat er het gevaar dat in Amerika de demo cratie overgaat in een polities taat, in die zin dat de politie er een steeds zelfstandiger instituut wordt, terwijl de representatieve instellingen blijven bestaan." De situatie in de Ver. Staten is voor de gehele wereld van enorm groot belang. Daarom willen wij graag de aandacht vestigen op twee boeken die in de afgelopen tijd verschenen zijn en die bei den zijn geschreven door bij uit stek deskundigen. Het ene, al wat oudere boekwerk is van de Ame rikaanse senator J. William Ful- brigth, het andere is nog maar kort geleden verschenen en werd geschreven door de Fransman Claude Julien. Het boek van Ful- bright heet „De arrogantie van de macht" en dat van Julien „Het Amerikaanse imperialisme". Zoals gezegd zijn beiden deskun dig: Fulbright is voorzitter van de buitenlands commissie van de senaat, Julien is chef van de dienst buitenlandse inlichtingen van de Franse krant „Le Monde", nog altijd een van de beste dag bladen ter wereld. Van beiden ook mag men zeggen dat zij lief de koesteren voor Amerika. De bespreking van beide boeken is van de Apeldoornse geschiedenis leraar W. in 't Veld. Senator Fulbright stelt in zijn boek dat de macht en de rijkdom van de Amerikanen zo imponerend zijn, dat zij sommige landen die van hun edelmoe digheid profijt trekken, hebben vernederd en af hankelijk hebben gemaakt. Geleidelijk aan maar onmiskenbaar gaat Amerika tekenen vertonen van die arrogantie van de macht, die in het verle den grote naties getroffen, verzwakt en in sommige gevallen vernietigd heeft. Voor deze grote gevaren die nu de USA bedreigen, zoekt hij naar vergelijk bare situaties in het verleden. Hij schrijft: „Ameri ka trad in de 20e eeuw als een wereldmacht naar voren, niet door wat het gedaan had in buitenland se aangelegenheden, maar omdat het de 19e eeuw gebruikte voor het ontwikkelen van zijn continent. Daarentegen stortten in de 20e eeuw het Turkse en het Oostenrijkse keizerrijk in, voornamelijk omdat zij zo lang hun interne ontwikkeling en organisatie verwaarloosd hadden." De Amerikaanse buitenlandse politiek lijkt vol gens Fulbright soms op een soort toverkunst. „Er moet regelmatig op bepaalde trommels geslagen worden om de boze geesten op een afstand te hou den." Voorbeelden hiervan zijn: de scherpe kritiek, die geregeld gehoord wordt op de Noord Vietnamese agressie, de „wildemannen" in Peking, het commu nisme in het algemeen. Bepaalde beloften moeten per se elke dag herhaald worden, opdat de vrije wereld niet te gronde zal gaan. Fulbright's oordeel over de Vietnam-politiek van zijn land is hard. Ik wil ieder, die op dit ogenblik nog voor een harde aanpak van Noord-Vietnam is en voor hervatting van de bombardementen, aanra den de passages over Vietnam te lezen. Zij zijn vandaag helaas nog bijzonder actueel. Op een gege ven ogenblik zegt hij: „Een werkelijk teken van grootheid is niet agressiviteit maar grootmoedig- heid. Juist vanwege Amerika's enorme macht en prestige kan het zich permitteren in Vietnam groot moedig te zijn." Hoewel hij de hele buitenlandse politiek van Amerika op de korrel neemt (t.o.v. Europa, Rusland, Midden-Oosten, Latijns-Amerïka, enz.) vindt hij de Vietnamese oorlog een vernietigend effect hebben op het binnenlandse leven in de USA. „Er moet weer een brug geslagen worden tussen het Ameri kaanse volk en zijn regering." Die brug is volgens hem even belangrijk, als de verbinding naar de communistische landen en naar Amerika's bondge noten. Ondanks de harde puriteinse trek in het Ameri kaanse nationale karakter, blijft de senator geloven, dat er nog een sterke democratische en humanisti sche trek aan te wijzen is, een elementaire fatsoen lijkheid. trekkingen met de buitenwereld. Het Amerikaanse systeem sluit inderdaad uitbuiting van ontwikke lingslanden in. Maar men mag niet zeggen, dat het de oorzaak van de Amerikaanse rijkdom is. Hierboven is reeds opgemerkt, dat Fulbright opti mistischer is dan Julien. Ten bewijze dit citaat als slot: „De consumptiemaatschappij bestaat niet zon der het imperium en zij zullen samen ondergaan. Zij is als paradijs voorgesteld, maar zij draagt haar eigen ondergang in zich. Met haar onrechtvaardig heden, haar neuroses, haar ondraaglijke spannin gen, haar schijnheiligheden, haar uitbarstingen van geweld draagt zij revoluties in zich. De Amerikaan se leiders weten, dat hun imperium misschien nog niet aan zijn toppunt is gekomen, maar het is reeds op weg naar zijn ondergang." Senator J. William Fulbright: De arro gantie van de macht. Bruna, Utrecht. Claude Julien: Het Amerikaanse impe rialisme. Wolters-Noordhoff, Groningen. Wie een nog maar vaag begrip heeft van de rol die de CIA (Central Intelligence Service Gehei me Dienst) speelt in deze wereld, kan bij Julien terecht. Wat zich in de vijftiger jaren in Perzië heeft afgespeeld: de val van Mossadeq en het her stel van de Sjah waren naar Julien's oordeel het werk van de C.I.A. Julien is het niet eens met senator Fulbright als deze voorstelt dat Amerika zou kunnen afzien van zijn imperium en zijn ontzaglijke bronnen zou kun nen gebruiken om aan de wereld het voorbeeld van een welvarende beschaving te geven. Julien be weert juist het tegenovergestelde. Volgens hem m et Amerika zich blijven verzekeren van de toe gang tot de immense rijkdommen in de hele wereld. Want hoewel de Ver. Staten maar 6 pet. van de wereldbevolking huisvest, consumeert het het grootste deel van de rijkdommen. Amerika is zich nog niet bewust dat zijn droom voorbij is. Deze zou slechts weer kunnen opleven door het opgeven van het imperium. Maar het opgeven van het imperium is niet het opgeven van het streven naar macht het betekent het opgeven van koper-, bauxiet-, nik kel-, chroom-, mangaan-, tin-, loodmijnen, enz. Die worden bijna overal in de wereld door Amerika geëxploiteerd met het doel van de Amerikaanse le vensstijl een onnavolgbaar voorbeeld te maken. Het imperium opgeven zou betekenen dat Amerika zou worden beroofd van zijn positie als bevoorrechte consument, waardoor een rechtvaardiger verdeling van de grondstoffen die in de hele wereld worden gebruikt, zou worden bereikt. De Fransman Julien ziet het allemaat wat minder optimistisch en rooskleurig. Het drama van de Ver enigde Staten is zo stelt hij zijn mening dat het teveel consumeert. Voor die consumptie zijn grondstoffen nodig die uit andere, vaak arme lan den moeten komen. Om consumptie en industrie veilig te stellen moesten de Amerikanen dus wel op de imperialistische toer gaan. Heel in het kort is dit de simpele gevolgtrekking uit dit waarlijk meeslepende boek dat de geschiede nis van de Verenigde Staten beschrijft. Niet zomaar maar aan de hand van bronnen. De schrijver stelt zich tot doel om met concrete voorbeelden stuk voor stuk de hulpmiddelen te ontleden waarover het land beschikt. Zo worden de voornaamste fasen onderzocht van de waarlijk wonderbaarlijke groei van dit imperium. land en Amerika met elkaar vergeleken. De Toc- queville schreef: „Beide landen hebben een ver schillend uitgangspunt, maar zij bewegen zich naar hetzelfde doel. Om zijn doel te bereiken verlaat Amerika zich op het individueel belang en laat de kracht en het vernuft van de individuen hun gang gaan zonder ze te leiden. Rusland concentreert min of meer in één man de hele macht van de samenle ving. Door een geheime beschikking van de voorzie nigheid schijnt ieder van hen geroepen om eens het lot van de halve wereld in handen te hebben." Dat stond in een boek uit het jaar 1826. Maar nu de kritiek van Röling, waarmee ik in stem. Als een rode draad loopt door Julien's boek de uitbuiting van Amerika van de ontwikkelings landen. Dat is voor een groot deel waar. Maar het gaat te ver om de armoede in de wereld alleen te wijten aan de Amerikaanse rijkdom. Julien beweert namelijk, dat die rijkdoem stoelt op de misère van driekwart van de mensheid. Maar neem China. Het is een van de armste landen ter wereld. Maar het is nooit egkoloniseerd, zoals andere Aziatische gebie den en het had en heeft slechts' geringe handelsbe- pij het boek van Julien heeft prof. Röling, de bekende Groninger hoogleraar, een uitvoerige inlei ding geschreven, waarin hij een aantal opmerkelij ke dingen zegt. Hij vertelt van het boek dat de Fransman De Tocqueville 150 jaar gelede nschreef en dat tot titel droeg „De democratie in Amerika". In dit boek worden de beide groeiende staten Rus- De Ver. Staten hebben geen koloniën nergens op de wereldkaart staan grenzen die een Ameri kaans koloniaal rijk aangeven. Toch oefent dit land een constante invloed uit die zich doet voelen op alle gebieden van industrie en politiek in alle staten van Midden- en Zuid-Amerika Canada, een groot deel van Zuidwest-Azië, in Europa ja, waar ei genlijk niet? De groei van dat rijk is gepaard ge gaan met dreiging, intimidatie, moord, oorlogen, enz. Industriële bedrijvigheid en militair optreden gingen en gaan hand-in-hand. U hebt het nog on langs in deze krant kunnen lezen, dat de VS begon nen zijn met een „rustige maar krachtige" campag ne in heel Latijns-Amerika. Waarom? Om de po gingen van Chili te dwarsbomen, dat met andere Zuidamerikaanse landen weer diplomatieke banden met Cuba wil aanknopen. De grondoorzaak van het offensief tegen Chili lijkt evenwel, de aankondigi1 ging, dat het land kopermijnen en industrieën wil onteigenen, die Amerikaans eigendom zijn. Het boek van Julien bestaat uit twee hoofddelen. Het eerste loopt van het einde van de vorige eeuw tot heden. Hij laat terecht het Amerikaanse impe rialisme beginnen met de Spaans-Amerikaanse oor log van 1898 (om Cuba o.a.!). Vóór die tijd hadden de VS ook „niet stilgezeten", maar je zou van de veroveringen van Nieuw-Mexico en Texas nog kun nen zeggen, dat het tot de afronding van het gebied behoorde. Het is fascinerend om nog weer eens de rol van de pers te lezen in het conflict met Spanje. Het tweede deel gaat over het hedendaagse impe rium. Het blijkt, dat niet alleen op economisch en militair gebied de wortels diep in de grond zitten, ook op cultureel gebied zijn de Amerikanen, „ove ral" (U weet, wat de Engelsen tijdens de laatste wereldoorlog zeiden: „De moeilijkheid met de Ame rikanen is, dat zij overbetaald, oversexed en overal zijn"). Dat prof. dr. W. Drees jr. uit de PvdA gestre den is en de politieke leider van DS'70 is gewor den, is in de PvdA als een schok ervaren. Een bedanken van dr. Drees sr. zou voor de partij een ware ramp zijn omdat Drees en de PvdA voor tal van Nederlanders nog altijd bij elkaar horen. Als dr. Drees sr. zich uit de ledenregis- ters zou laten uitschrijven zou dat een forse uittocht ten gevolge kunnen hebben. De leiding van de PvdA heeft dat begrepen en isa I het mogelijke gaan doen om het uittreden van de bejaarde staatsman te voorkomen. Men is zelfs zover gegaan dat nog geen 24 uur later door niemand minder dan Kamerfractieleider en lijstaanvoerder Den Uyl een verklaring werd af gelegd waaruit bleek dat met de wensen van het erelid van de partij terdege rekening zou worden gehouden. Dat dr. Drees het op een aantal nogal essen tiële punten niet met de koers van de partijlei ding eens was, was genoegzaam bekend. Hij heeft daarvan, overeenkomstig zijn karakter, geen geheim gemaakt. Voor een zo aan de partij gehechte politicus als dr. Drees moet het heel wat betekend hebben om nu een mogelijk uittre den aan te kondigen. Hoe groot dr. Drees' evrdiensten voor land en partij zijn geweest is deze week, ruim twaalf jaar nadat hij zich uit de actieve politiek had terug getrokken (11 december 1958 viel zijn laatste kabinet), duidelijk gebleken. Wellicht zal hij vol gende week niet naar de RAI komen, maar zijn „aanwezigheid" zal terdege beséft worden. Politiek geïnteresseerd Nederland kijkt in de tweede helft van de vol gende week niet in de eerste plaats naar de oude parlemensgebouwen op het Haagse Binnehof maar naar het moderne RAI-congrescentrum aan de zuidelijke rand van Amsterdam, waar donderdagmiddag om half vijf door voorzitter dr. Anne Vondeling het der tiende congres van de Partij van de Arbeid wordt geopend. Honderden af gevaardigden van plaatselijke afdelin gen zullen zich dan vele uren (de slui ting vindt zaterdagmiddag vier uur plaats) bezighouden met de zaken van hun partij die 'n paar dagen later 9 februari precies 25 jaar bestaat. Het wordt een boeiend congres waar de spanning soms te snijden zal zijn, want de PvdA staat voor uiterst belangrijke beslissingen die niet alleen voor de landspolitiek maar ook voor de partij zelf van essentiële betekenis kunnen worden. Het is niet de eerste keer dat de PvdA een spannend congres houdt. Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet het vo rige, in het massieve Haagse Congres gebouw (maart 1969)? Wie denkt in dit verband niet aan de vermaarde dans die Nieuw Links-aanvoerder en par tij-vice-voorzitter Arie Andries (André) van der Louw op de planken van het immense podium van de Prins Wil- lem-Alexanderzaal uitvoerde nadat ge bleken was dat het nieuwe bestuur van de partij een ongekend groot aantal Nieuws Links-ers zou gaan tellen? Het Haagse congres was vooral het congres van de anti-KVP- uitspraak, de door het partijbestuur geamendeerde motie van Amsterdammer Han Lam- mers. In de met grote meerderheid aanvaarde motie staat o.m. dat de PvdA (gelet op de uitspraak van het congres in november 1967 waarin ge steld werd dat gestreefd zou worden naar de totstandkoming van een pro gressief stembusakkoord, en gelet op de politieke opstelling van de huidige KVP en de oprichting van de PPR) vóór de volgende Kamerverkiezingen met deze KVP géén stembusakkoord zal sluiten en aansluitend aan de Kamerverkiezin gen géén regeringssamenwerking met de KVP zal aangaan. Deze anti-KVP-motie is pas in de zo mer van 1970 weer in het centrum van de discussies gekomen als gevolg van een uitspraak van de toenmalige voor zitter van het gewest Gelderland van de PvdA (en partijraadslid) H. Staneke dat hij zou gaan bevorderen dat deze motie op het eerstvolgende congres, in dien enigszins mogelijk, ingetrokken wordt. Op deze uitspraak van Staneke is ongekend fel pro en contra gereageerd en op een van de in sep tember gehouden partijraadsvergade ringen heeft een uitvoerig debat over deze zaak plaatsgevonden. Het resultaat van dit partijraadsde bat was niet overduidelijk; na een vu rig pleidooi van Staneke en enkele an deren kwam een uitspraak tot stand die de deur naar de KVP weer op een kier leek te zetten, maar door een onver wachts met een kleine meerderheid aanvaard amendement van de Zut- phense wethouder W. Albers werd de kier tot een minimum teruggebracht. De uitspraak luidde in grote lijnen aldus: „De PvdA zal haar standpunt moeten handhaven dat de kiezers het recht hebben te weten welke houding de verschillende partijen ten aanzien van de kabinetsformatie innemen. Ruimschoots voor de verkiezingen zul len de partijen moeten zeggen aan wel ke regeringscombinatie zij de voorkeur geven. Zolang de KVP, ondanks een nieuw program en ondanks nieuwe lei ders en met haar blijkbaar de ARP en de CHU voorkeur toont voor sa menwerking met de VVD ziet de raad niet hoe samenwerking met de KVP tot de mogelijkheden behoort. Pas als de KVP ruimschoots voor de Kamerver kiezingen (in elk geval voor de defini tieve vaststelling van haar kandidaten lijsten) zou kiezen voor regeringssa menwerking met de PvdA, resp. de in een progressief akkoord samenwerken de partijen zou een nieuwe situatie ontstaan waarover het partijcongres van 4 tot 6 februari of een eventueel bijeen te roepen buitengewoon congres zich zal moeten uitspreken." Dan volgt de toevoeging van Albers: „Gelet op het bovenstaande constateert de partijraad dat de anti-KVP-mot\e nog niet aan kracht heeft ingeboet en onverkort gehandhaafd dient te wor den." Geen wonder dat er grote ver warring ontstond nadat het Zutphense amendement was aanvaard... "TJe tegenstanders van de anti-KVP- motie hebben er vorig jaar en ook nu telkens weer op gewezen dat de PvdA als gevolg van de aanvaarding van de motie-Lammers in een isole ment dreigt terecht te komen. Sinds eind 1966 is de PvdA in de oppositie en daarin wensen velen in de partij haar niet opnieuw vier jaar te houden. Het is geen wonder dat juist die socialisten die in het verleden een minsters post hebben bekleed zo aandringen op in trekking van de motie van maart 1969; zij vooral hebben ervaren hoe belang rijk het is als een partij deel uitmaakt van een regeringscoalitie. Bovendien wordt erop gewezen dat de KVP van nu een aantal markante verschillen vertoont met die van een paar jaar ge leden: er is een nieuwe politieke leider, dr. Gerhard Veringa, een open politicus zonder een voor de PvdA „bezwarend" politiek verleden. Verder ligt er het aanvaarde program-Steenkamp dat niet weinig socialisten „aantrekkelijk" vin den. „Het is duidelijk dat we anno 1971 niet meer met de KVP-van-de- Nacht-van-Schmelzer te maken heb ben," aldus de voorstanders van intrek king van de anti-KVP-motie. Een an der argument is dat de PvdA door kei hard „nee" tegen de KVP (plus ARP en CHU) te zeggen, deze confessionele par tij als het ware dwingt tot een samen gaan met de VVD, „efï dat is bepaald geen goed stuk socialistische politiek". Nadat het na de partijraadsvergade ring van 26 september 1970 weer heel even stil rond deze zaak was geweest kwam de grote politieke klap in de week voor kerst toen het partijbestuur een verklaring naar aanleiding van het loondebat publiceerde. Daarin werd na een uitvoerige inleiding gesteld: „We tende hoezeer onze partij prijs stelt op en ijvert voor een goede verhouding met de vakcentrales, waarzonder o.i. geen modern en vruchtbaar sociaal- economisch beleid kan worden gevoerd betekent deze houding van de drie con- fessionale regeringsfracties naar het oordeel van het partijbestuur tegelij kertijd het bij voorbaat uitsluiten van de mogelijkheid van samenwerking in een nieuw te vormen kabinet in 1971." „Als het congres in februari de me ning van het partijbestuur deelt en zich tussentijds geen ingrijpende ver anderingen in de opvattingen van de drie CDU-partijen voordoen zal de Partij van de Arbeid in 1971 niet in de kabinet kunnen samenwerken met de drie verbonden partijen, de KVP, de ARP en de CHU." slot van zijn toespraak memoreerde hij dat zich sinds de partijbestuursverkla ring van december „nieuwe feiten" hebben voorgedaan, zoals de uitspraken van Kloos en Lanser. „Met deze nieuwe feiten zal het partijbestuur zeker reke ning houden bij het formulren van de voorstellen aan het congres over de voorwaarden die de PvdA voor deelne ming aan den formuleren stelt. Ik heb zeker de hoop niet opgegeven dat het mogelijk zal blijken dat dr. de en de PvdA elkaar vinden in datgene wat hen zo lang verenigd heeft," aldus de heer Den Uyl. rjeze verklaring van het partijbestuur heeft na enige stilte rond de jaarwisseling enorm veel reacties opgeroepen. Het moet voor de leiding van de PvdA erg zuur zijn geweest (juist vanwege de verwijzing naar de vakcentrales in de verklaring van 21 december) dat zowel (nu oud-) NVV-voorzitter André Kloos als CNV-voorzitter Jan Lanser in de afge lopen weken vurige pleidooien gehou den heeft voor een kabinet dat samen gesteld is uit leden van de PvdA en de confessionele partijen. Kloos en Lanser hebben zich (naar mijn mening) duide lijk en opzettelijk gedistantieerd van de (geciteerde) kern van de uitspraak van het PvdA-bestuur. En nadat enkele nogal in de publici teit gekomen bedankjes waren geïncas seerd werd het partijbestuur maandag geconfronteerd met de aankondiging van de éminence grise van de PvdA, dr. W. Drees sr., dat er een mogelijkheid in zit dat hij na het congres uit de PvdA stapt, een mededeling die enorm veel paniek in de Pv^A-gelederen heeft veroorzaakt. Een bedanken van dr. Drees voor de PvdA zou mede belangrijke invloed kunnen oefenen op de uitslag van de komende Kamerverkiezingen en zo'n situatie is erg pijnlijk voor de partij; uitoefenen werd de aan de PvdA toege wezen radio-uitzending van dinsdag avond in allerijl omgebouwd en rea geerde niemand minder dan Kamer fractievoorzitter drs. Joop den Uyl, (een van de PvdA-leiders in wie dr. Drees veel vertrouwen heeft) op de uitspraak van het erelid van zijn partij. Uiteraard deed hij dat behoedzaam; bijna aan het /~kf deze nieuwste ontwikkeling zal lei- den tot een intrekking van de an ti-KVP-motie door het congres (het punt „verhoudipg tot andere politieke partijen ten aan zien van de verkiezin gen" komt pas zaterdagmorgen aan de orde) is op dit aannog niet te voorspel len. Ik hoorde deze week in Den Haag dat waarschijnlijker dan een duidelijke intrekking een „plaatsen in de ijskast" is. In de plaats van de motie van maart .1969 zou een nieuwe moeten komen waarin duidelijk gemaakt wordt welke voorwaarden de PvdA voor deelneming aan een regering stelt. Dan ontstaat in ieder geval de kans dat de deur naar de confessionele partijen op een kier gaat staan, al wordt in Den Haag aangeno men dat het maar een héél kleine kier wordt. Een punt apart is de z.g. progressieve samenwerking. Al enkele jaren wordt met tot dusver weinig reëel succes getimmerd aan een progressief ak koord. De eerste officiële en langdu rige besprekingen, waarbij vooraan staande leden van PvdA, PSP, PPR, D'66, KVP en ARP betrokken waren hebben tot een fiasco geleid. De samen werking tussen de PvdA en kleine link se partijen in provinciale en gemeente lijke PAK's hebben niet het succes op-" geleverd dat ervan verwacht werd. In middels heeft de PSP al laten weten dat zij niet in een samenwerkingsver band met de PvdA de verkiezingen wil ingaan waardoor op dit ogenblik alleen nog maar PvdA, PPR en D'66 reëel aan het praten zijn. In Den Haag wordt er sterk aan getwijfeld of D'66 eind vol gende maan wel zo bereid zal zijn met de PvdA in zeer te gaan; als ik op de stemming op maand Bredase congres van 19 en 20 december afga ben ik eer der zee om als prognose af te geven dat D'66 alléén de verkiezingen ingaat. De Gelderse gedeputeerde drs. A. R. Vermeer heeft vorige week op de ge westelijke vergadering van de PvdA i Arnhem op de hem eigen zakelijke wij ze te kennen gegeven dat hij van een progressief akkoord nauwelijks iets verwacht. Trouwens: wie zou er ge zien de cijfers van recente verkiezingen nog geloven in de mogelijkheid van een z.g. progressieve meerderheid? Ook op het partijbureau van de PvdA in de Amsterdamse Tesselschadestraat haalt men de schouders op als men over zo'n „progressieve meerderheid" praat. Al met al wordt de bespreking van de verhouding tot andere partijen een van de belangrijkste punten -r- zo niet het belangrijkste punt van de con gresagenda, niet alleen voor de partij zelf maar evenzeer voor de ontwikke ling van de politieke verhoudingen in Nederland voor en na de Kamerverkie zingen van 28 april. "VTeel tijd zal het congres moeten beste den aan de vaststelling van het verkiezingsprogram. De afdelingen heb ben vele honderden amendementen in gediend en op het ogenblik staan er nog zo'n veertienhonderd ter discussie. Verwacht mag worden dat slechts de allerbelangrijkste amendementen on derwerp van plenaire discussie zullen uitmaken. Een markant punt is ook de be stuursverkiezing. Niet alleen moet er een nieuwe voorzitter komen (dr. Von deling heeft al in maart 1969. toen hij de opvolger van dr. Tans werd, te ken nen gegeven dat hij slechts als „tussen paus" wilde fungeren), maar ook een nieuwe secretaris als opvolger van mej. mr. Tineke Schilthuis. Verreweg de meeste afdelingen (120) hebben hun voorkeur voor André van der Louw uit Hoevelaken als voorzitter uitgesproken; een minderheid (16) opteert voor het Tweede-Kamerlid drs. H. M. Franssen uit Assen. Of de laatste ontwikkelingen in de PvdA nog een aantal afdelingen aanleiding geeft in plaats van Van der Louw toch op Franssen te stemmen is nog niet duidelijk. Dr. Vondeling neemt van eind volgende week af de eerste vice-voorzittersstoel over van Van der Louw en mevrouw C. van den Heu vel-de Blank uit Den Haag wordt twee de vice-voorzitter. Belangrijkste kandidaat voor het se cretariaat is de Amsterdamse ambte naar drs. H. G. Ouwerkerk; hij wordt binnen de partij als een centrumfiguur beschouwd. Voor het secretariaat bui tenland (tot dusver beheerd door Twee de-Kamerlid P. Dankert) is A. L. ter Beek de meest kanshebbende kandi daat. Ook dr. K. L. Roskam wordt daarvoor genoemd. TJet wordt een moeilijk congres, daar in de RAI. De Partij van de Arbeid heeft enkele stormachtige jaren doorge maakt die haar positie beslist niet ver beterd hebben. Niet alleen landelijk maar ook regionaal en plaatselijke heb ben zich forse crises voorgedaan: Eind hoven, Apeldoorn, Bussum, Hilversum, Leiden e.a. De moeilijkheden binnen de partij zijn voornamelijk ontstaan na de voor de PvdA min of meer desastreuze ver kiezingsuitslagen van 1966 die de partij Vondeling schrijft erover in zijn boek „Nasmaak en voorproef" in grote beroering brachten. De belang rijkste uiting daarvan was de publika- tie in november 1966 van „Tien over Rood", een uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA. Nieuw Links, een beweging binnen de partij die tot groot verdriet van tal van partijbestuurders ook orga nisatorische vormen ging aannemen, wilde een radicale vernieuwing van en in de partij. Men gebruikte krasse be woordingen om het beleid van de partij in de jaren zestig voor een niet onbe langrijk deel te veroordelen en trachtte min of meer fors een ruk naar links te geven. Nieuw Links, opgeschrikt door de elektorale nederlagen, de oprichting van D'66, (later) de opkomst van de ra dicale stromingen in de confessionele partijen en het optreden van Provo, probeerde duidelijk te maken dat de PvdA een heel andere koers zou moe ten inslaan en deed dat hardhandig. Het optreden van de Nieuw Links'ers wekte veel wantrouwen in de „oudere" partijkem die de grote tijd van de par tij onder politici als Drees, Mansholt en Suurhoff bewust had meegemaakt en al spoedig kwam er een tegenbeweging, geleid door mannen als Mazure (oud voorzitter Eerste Kamer), Goedhart (Tweede-Kamerlid) en de econoom Heertje. Voor de partij ontstond zo een bijna onhoudbare situatie omdat duidelijk was dat binnen de PvdA een polarisatie optrad die ook binnen de afdelingen haar invloed oefende. Door de van tijd tot tijd nogal onverdraagzame houding van Nieuw Links ontstond er een dui delijke crisis die o.a. tijdens het Haagse congres haar hoogtepunt beleefde. La ter sloeg de crisis in het zicht van de gemeenteraadsverkiezingen over naar de afdelingen. Dat de partij niet verder aangetast is, is voor een niet onbelangrijk deel een gevolg van de homogene houding van de Tweede-Kamerfractie die er onder meer voor zorgde dat Den Uyl in sep tember 1970 vrijwel unaniem door de partijraad als lijstaanvoerder werd aangewezen. Nieuw Links is organisa torisch bijna uitgeblust (men wil na de verkiezingen nog één keer bijeenko men) maar is binnen de PvdA geble ven. Aan de rechterzijde is evenwel een niét onaanzienlijk verlies geboekt door de oprichting van DS'70, die de zeer bekwame prof. dr. W. Drees jr. als haar lijstaanvoerder aanwees. Aan DS'70 ho pen we in de komende weken, naar aanleiding van haar eerste grote con gres, een beschouwing te wijden. {"kp het congres in Amsterdam zal moe- ten blijken of de Partij van de Ar beid krachtig of innerlijk-verdeeld de verkiezingen zal ingaan. Dit zal vooral tot uiting komen als de verhouding met andere partijen behandeld wordt: zal de PvdA in de komende maanden ge sprekspartner worden of helemaal het isolement betreden? Een grote groep vooraanstaande PvdA'ers heeft zich donderdag geheel in de geest van dr. W. Drees sr. met een dringende op roep tot het congres gewend: „Volhard niet in een heilloos isolement". Over een week weet Nederland welke richting de PvdA inslaat. Het worden belangrijke dagen in de RAI! E. J. MATHIES

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1971 | | pagina 10