Hoe ziek is de
Amerikaanse
maatschappij
DEZE WEEK: nader beschouwd
ARROGANTIE EN
Dr. Drees maakte er geen geheim van
Het worden spannende dagen in de RAI
Partij van de Arbeid staat
voor moeilijke beslissing
Op een kier
TWEE BOEKEN WERPEN
KLEMMENDE VRAAG OP:
door W. in 't Veld
Oneens met Fulbright
Is het
waar
Imperialisme
Isolement
Vakbeweging
Nieuw bestaan
Nieuw Links
Welke richting
DEZE week is opnieuw bijzonder duidelijk naar
voren gekomen hoe groot de invloed van dr.
Willem Drees sr. (84), minister van staat en
oud-minister-president, op de gang van zaken in
de Partij van de Arbeid is. Slechts kort nadat hij
een appèl op de deelnemers aan het volgende
week te houden partijcongres had gedaano m
de PvdA niet in het isolement te brengen (m.a.w.
de anti-KVP-motie niet als zodanig te handha
ven) en de kans op zijn bedanken voor de PvdA
naar voren had gebracht brak er een soort lichte
paniek in de leiding van de partij uit en toonde
men zich zeer geschokt.
SENATOR FULBRIGHT
over de arrogantie
In de zomer van 1970 hield de
vereniging van Amerikaanse psy
chiaters in San Francisco haar
congres. De heren deden de vol
gende uitspraak: „We moeten nu
niet meer de patiënten helpen om
zich aan te passen aan de maat
schappij, maar we moeten de
maatschappij veranderen. Want
Amerika is een „sick society",
een zieke maatschappij gewor
den."
Dit is niet zomaar een losse
kreet, geuit door pessimistisch
gestemde mensen men zou het
een van de stemmen kunnen noe
men uit het koor der velen die
dit pessimisme ten aanzien van
(het voortbestaan van) de Ameri
kaanse maatschappij delen. En in
dat koor vindt men ook republi
keinen, partijgenoten van presi
dent Nixon. John W. Gardner bij
voorbeeld. Ook hij maakt zich
zorgen over zijn land. „Terwijl
iedereen zijn egoïstische belangen
najaagt en zichzelf gerust stelt
door anderen de schuld te geven,
valt de natie uiteen. Ik zeg het
volkomen nuchter: de natie valt
uiteen!" En even verder zegt hij:
„De geestelijke slijtage waaraan
wij onderworpen zijn is niet te
becijferen. Niets wat wij doen om
onze vrienden of vijanden in Zui-
doost-Azie te helpen of te kwet
sen, kan worden vergeleken met
wat wij onszelf als volk aan
doen."
Wat te denken van al deze on
heilsprofetieën? Heeft president
Nixon gelijk als hij dergelijke
beweringen tracht te weerleggen
met te wijzen op die grote „zwij
gende meerderheid" die achter
zijn politiek zou staan in binnen-
en buitenland? Voorlopig hebben
tussentijdse verkiezingen dat nog
niet waar kunnen maken. Veeleer
krijgt men de indruk dat ook
hier links en rechts steeds feller
tegenover elkaar komen te staan
waarbij dit het meest griezeli
ge is dat het centrum, het „dra
gende midden" bezig is te ver
brokkelen. Luider worden dan
ook de stemmen die het huidige
Amerika vergelijken met de
vroegere republiek van Weimar.
In Duitsland ging in 1933 een re
delijk democratische en tolerante
staat ten onder door gewelddadi
ge provocaties en verwerping van
de gevestigde waarden en instel
lingen. De Nederlandse historicus
prof. dr. M. C. Brands schreef
onlangs: „Veeleer bestaat er het
gevaar dat in Amerika de demo
cratie overgaat in een polities
taat, in die zin dat de politie er
een steeds zelfstandiger instituut
wordt, terwijl de representatieve
instellingen blijven bestaan."
De situatie in de Ver. Staten is
voor de gehele wereld van enorm
groot belang. Daarom willen wij
graag de aandacht vestigen op
twee boeken die in de afgelopen
tijd verschenen zijn en die bei
den zijn geschreven door bij uit
stek deskundigen. Het ene, al wat
oudere boekwerk is van de Ame
rikaanse senator J. William Ful-
brigth, het andere is nog maar
kort geleden verschenen en werd
geschreven door de Fransman
Claude Julien. Het boek van Ful-
bright heet „De arrogantie van
de macht" en dat van Julien „Het
Amerikaanse imperialisme".
Zoals gezegd zijn beiden deskun
dig: Fulbright is voorzitter van
de buitenlands commissie van de
senaat, Julien is chef van de
dienst buitenlandse inlichtingen
van de Franse krant „Le Monde",
nog altijd een van de beste dag
bladen ter wereld. Van beiden
ook mag men zeggen dat zij lief
de koesteren voor Amerika. De
bespreking van beide boeken is
van de Apeldoornse geschiedenis
leraar W. in 't Veld.
Senator Fulbright stelt in zijn boek dat de macht
en de rijkdom van de Amerikanen zo imponerend
zijn, dat zij sommige landen die van hun edelmoe
digheid profijt trekken, hebben vernederd en af
hankelijk hebben gemaakt. Geleidelijk aan maar
onmiskenbaar gaat Amerika tekenen vertonen
van die arrogantie van de macht, die in het verle
den grote naties getroffen, verzwakt en in sommige
gevallen vernietigd heeft. Voor deze grote gevaren
die nu de USA bedreigen, zoekt hij naar vergelijk
bare situaties in het verleden. Hij schrijft: „Ameri
ka trad in de 20e eeuw als een wereldmacht naar
voren, niet door wat het gedaan had in buitenland
se aangelegenheden, maar omdat het de 19e eeuw
gebruikte voor het ontwikkelen van zijn continent.
Daarentegen stortten in de 20e eeuw het Turkse en
het Oostenrijkse keizerrijk in, voornamelijk omdat
zij zo lang hun interne ontwikkeling en organisatie
verwaarloosd hadden."
De Amerikaanse buitenlandse politiek lijkt vol
gens Fulbright soms op een soort toverkunst. „Er
moet regelmatig op bepaalde trommels geslagen
worden om de boze geesten op een afstand te hou
den." Voorbeelden hiervan zijn: de scherpe kritiek,
die geregeld gehoord wordt op de Noord Vietnamese
agressie, de „wildemannen" in Peking, het commu
nisme in het algemeen. Bepaalde beloften moeten
per se elke dag herhaald worden, opdat de vrije
wereld niet te gronde zal gaan.
Fulbright's oordeel over de Vietnam-politiek van
zijn land is hard. Ik wil ieder, die op dit ogenblik
nog voor een harde aanpak van Noord-Vietnam is
en voor hervatting van de bombardementen, aanra
den de passages over Vietnam te lezen. Zij zijn
vandaag helaas nog bijzonder actueel. Op een gege
ven ogenblik zegt hij: „Een werkelijk teken van
grootheid is niet agressiviteit maar grootmoedig-
heid. Juist vanwege Amerika's enorme macht en
prestige kan het zich permitteren in Vietnam groot
moedig te zijn."
Hoewel hij de hele buitenlandse politiek van
Amerika op de korrel neemt (t.o.v. Europa, Rusland,
Midden-Oosten, Latijns-Amerïka, enz.) vindt hij de
Vietnamese oorlog een vernietigend effect hebben
op het binnenlandse leven in de USA. „Er moet
weer een brug geslagen worden tussen het Ameri
kaanse volk en zijn regering." Die brug is volgens
hem even belangrijk, als de verbinding naar de
communistische landen en naar Amerika's bondge
noten.
Ondanks de harde puriteinse trek in het Ameri
kaanse nationale karakter, blijft de senator geloven,
dat er nog een sterke democratische en humanisti
sche trek aan te wijzen is, een elementaire fatsoen
lijkheid.
trekkingen met de buitenwereld. Het Amerikaanse
systeem sluit inderdaad uitbuiting van ontwikke
lingslanden in. Maar men mag niet zeggen, dat het
de oorzaak van de Amerikaanse rijkdom is.
Hierboven is reeds opgemerkt, dat Fulbright opti
mistischer is dan Julien. Ten bewijze dit citaat als
slot: „De consumptiemaatschappij bestaat niet zon
der het imperium en zij zullen samen ondergaan.
Zij is als paradijs voorgesteld, maar zij draagt haar
eigen ondergang in zich. Met haar onrechtvaardig
heden, haar neuroses, haar ondraaglijke spannin
gen, haar schijnheiligheden, haar uitbarstingen van
geweld draagt zij revoluties in zich. De Amerikaan
se leiders weten, dat hun imperium misschien nog
niet aan zijn toppunt is gekomen, maar het is reeds
op weg naar zijn ondergang."
Senator J. William Fulbright: De arro
gantie van de macht. Bruna, Utrecht.
Claude Julien: Het Amerikaanse impe
rialisme. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Wie een nog maar vaag begrip heeft van de rol
die de CIA (Central Intelligence Service Gehei
me Dienst) speelt in deze wereld, kan bij Julien
terecht. Wat zich in de vijftiger jaren in Perzië
heeft afgespeeld: de val van Mossadeq en het her
stel van de Sjah waren naar Julien's oordeel het
werk van de C.I.A.
Julien is het niet eens met senator Fulbright als
deze voorstelt dat Amerika zou kunnen afzien van
zijn imperium en zijn ontzaglijke bronnen zou kun
nen gebruiken om aan de wereld het voorbeeld van
een welvarende beschaving te geven. Julien be
weert juist het tegenovergestelde. Volgens hem
m et Amerika zich blijven verzekeren van de toe
gang tot de immense rijkdommen in de hele wereld.
Want hoewel de Ver. Staten maar 6 pet. van de
wereldbevolking huisvest, consumeert het het
grootste deel van de rijkdommen. Amerika is zich
nog niet bewust dat zijn droom voorbij is. Deze zou
slechts weer kunnen opleven door het opgeven van
het imperium. Maar het opgeven van het imperium
is niet het opgeven van het streven naar macht
het betekent het opgeven van koper-, bauxiet-, nik
kel-, chroom-, mangaan-, tin-, loodmijnen, enz. Die
worden bijna overal in de wereld door Amerika
geëxploiteerd met het doel van de Amerikaanse le
vensstijl een onnavolgbaar voorbeeld te maken. Het
imperium opgeven zou betekenen dat Amerika zou
worden beroofd van zijn positie als bevoorrechte
consument, waardoor een rechtvaardiger verdeling
van de grondstoffen die in de hele wereld worden
gebruikt, zou worden bereikt.
De Fransman Julien ziet het allemaat wat minder
optimistisch en rooskleurig. Het drama van de Ver
enigde Staten is zo stelt hij zijn mening dat
het teveel consumeert. Voor die consumptie zijn
grondstoffen nodig die uit andere, vaak arme lan
den moeten komen. Om consumptie en industrie
veilig te stellen moesten de Amerikanen dus wel op
de imperialistische toer gaan.
Heel in het kort is dit de simpele gevolgtrekking
uit dit waarlijk meeslepende boek dat de geschiede
nis van de Verenigde Staten beschrijft. Niet zomaar
maar aan de hand van bronnen. De schrijver stelt
zich tot doel om met concrete voorbeelden stuk
voor stuk de hulpmiddelen te ontleden waarover
het land beschikt. Zo worden de voornaamste fasen
onderzocht van de waarlijk wonderbaarlijke groei
van dit imperium.
land en Amerika met elkaar vergeleken. De Toc-
queville schreef: „Beide landen hebben een ver
schillend uitgangspunt, maar zij bewegen zich naar
hetzelfde doel. Om zijn doel te bereiken verlaat
Amerika zich op het individueel belang en laat de
kracht en het vernuft van de individuen hun gang
gaan zonder ze te leiden. Rusland concentreert min
of meer in één man de hele macht van de samenle
ving. Door een geheime beschikking van de voorzie
nigheid schijnt ieder van hen geroepen om eens het
lot van de halve wereld in handen te hebben." Dat
stond in een boek uit het jaar 1826.
Maar nu de kritiek van Röling, waarmee ik in
stem. Als een rode draad loopt door Julien's boek
de uitbuiting van Amerika van de ontwikkelings
landen. Dat is voor een groot deel waar. Maar het
gaat te ver om de armoede in de wereld alleen te
wijten aan de Amerikaanse rijkdom. Julien beweert
namelijk, dat die rijkdoem stoelt op de misère van
driekwart van de mensheid. Maar neem China. Het
is een van de armste landen ter wereld. Maar het is
nooit egkoloniseerd, zoals andere Aziatische gebie
den en het had en heeft slechts' geringe handelsbe-
pij het boek van Julien heeft prof. Röling, de
bekende Groninger hoogleraar, een uitvoerige inlei
ding geschreven, waarin hij een aantal opmerkelij
ke dingen zegt. Hij vertelt van het boek dat de
Fransman De Tocqueville 150 jaar gelede nschreef
en dat tot titel droeg „De democratie in Amerika".
In dit boek worden de beide groeiende staten Rus-
De Ver. Staten hebben geen koloniën nergens
op de wereldkaart staan grenzen die een Ameri
kaans koloniaal rijk aangeven. Toch oefent dit land
een constante invloed uit die zich doet voelen op
alle gebieden van industrie en politiek in alle staten
van Midden- en Zuid-Amerika Canada, een groot
deel van Zuidwest-Azië, in Europa ja, waar ei
genlijk niet? De groei van dat rijk is gepaard ge
gaan met dreiging, intimidatie, moord, oorlogen,
enz. Industriële bedrijvigheid en militair optreden
gingen en gaan hand-in-hand. U hebt het nog on
langs in deze krant kunnen lezen, dat de VS begon
nen zijn met een „rustige maar krachtige" campag
ne in heel Latijns-Amerika. Waarom? Om de po
gingen van Chili te dwarsbomen, dat met andere
Zuidamerikaanse landen weer diplomatieke banden
met Cuba wil aanknopen. De grondoorzaak van het
offensief tegen Chili lijkt evenwel, de aankondigi1
ging, dat het land kopermijnen en industrieën wil
onteigenen, die Amerikaans eigendom zijn.
Het boek van Julien bestaat uit twee hoofddelen.
Het eerste loopt van het einde van de vorige eeuw
tot heden. Hij laat terecht het Amerikaanse impe
rialisme beginnen met de Spaans-Amerikaanse oor
log van 1898 (om Cuba o.a.!). Vóór die tijd hadden
de VS ook „niet stilgezeten", maar je zou van de
veroveringen van Nieuw-Mexico en Texas nog kun
nen zeggen, dat het tot de afronding van het gebied
behoorde. Het is fascinerend om nog weer eens de
rol van de pers te lezen in het conflict met Spanje.
Het tweede deel gaat over het hedendaagse impe
rium. Het blijkt, dat niet alleen op economisch en
militair gebied de wortels diep in de grond zitten,
ook op cultureel gebied zijn de Amerikanen, „ove
ral" (U weet, wat de Engelsen tijdens de laatste
wereldoorlog zeiden: „De moeilijkheid met de Ame
rikanen is, dat zij overbetaald, oversexed en overal
zijn").
Dat prof. dr. W. Drees jr. uit de PvdA gestre
den is en de politieke leider van DS'70 is gewor
den, is in de PvdA als een schok ervaren. Een
bedanken van dr. Drees sr. zou voor de partij
een ware ramp zijn omdat Drees en de PvdA
voor tal van Nederlanders nog altijd bij elkaar
horen. Als dr. Drees sr. zich uit de ledenregis-
ters zou laten uitschrijven zou dat een forse
uittocht ten gevolge kunnen hebben.
De leiding van de PvdA heeft dat begrepen en
isa I het mogelijke gaan doen om het uittreden
van de bejaarde staatsman te voorkomen. Men
is zelfs zover gegaan dat nog geen 24 uur later
door niemand minder dan Kamerfractieleider en
lijstaanvoerder Den Uyl een verklaring werd af
gelegd waaruit bleek dat met de wensen van het
erelid van de partij terdege rekening zou worden
gehouden.
Dat dr. Drees het op een aantal nogal essen
tiële punten niet met de koers van de partijlei
ding eens was, was genoegzaam bekend. Hij
heeft daarvan, overeenkomstig zijn karakter,
geen geheim gemaakt. Voor een zo aan de partij
gehechte politicus als dr. Drees moet het heel
wat betekend hebben om nu een mogelijk uittre
den aan te kondigen.
Hoe groot dr. Drees' evrdiensten voor land en
partij zijn geweest is deze week, ruim twaalf jaar
nadat hij zich uit de actieve politiek had terug
getrokken (11 december 1958 viel zijn laatste
kabinet), duidelijk gebleken. Wellicht zal hij vol
gende week niet naar de RAI komen, maar zijn
„aanwezigheid" zal terdege beséft worden.
Politiek geïnteresseerd Nederland
kijkt in de tweede helft van de vol
gende week niet in de eerste plaats
naar de oude parlemensgebouwen op
het Haagse Binnehof maar naar het
moderne RAI-congrescentrum aan de
zuidelijke rand van Amsterdam, waar
donderdagmiddag om half vijf door
voorzitter dr. Anne Vondeling het der
tiende congres van de Partij van de
Arbeid wordt geopend. Honderden af
gevaardigden van plaatselijke afdelin
gen zullen zich dan vele uren (de slui
ting vindt zaterdagmiddag vier uur
plaats) bezighouden met de zaken van
hun partij die 'n paar dagen later 9
februari precies 25 jaar bestaat. Het
wordt een boeiend congres waar de
spanning soms te snijden zal zijn, want
de PvdA staat voor uiterst belangrijke
beslissingen die niet alleen voor de
landspolitiek maar ook voor de partij
zelf van essentiële betekenis kunnen
worden.
Het is niet de eerste keer dat de
PvdA een spannend congres houdt. Wie
herinnert zich bijvoorbeeld niet het vo
rige, in het massieve Haagse Congres
gebouw (maart 1969)? Wie denkt in dit
verband niet aan de vermaarde dans
die Nieuw Links-aanvoerder en par
tij-vice-voorzitter Arie Andries (André)
van der Louw op de planken van het
immense podium van de Prins Wil-
lem-Alexanderzaal uitvoerde nadat ge
bleken was dat het nieuwe bestuur van
de partij een ongekend groot aantal
Nieuws Links-ers zou gaan tellen?
Het Haagse congres was vooral het
congres van de anti-KVP- uitspraak, de
door het partijbestuur geamendeerde
motie van Amsterdammer Han Lam-
mers. In de met grote meerderheid
aanvaarde motie staat o.m. dat de
PvdA (gelet op de uitspraak van het
congres in november 1967 waarin ge
steld werd dat gestreefd zou worden
naar de totstandkoming van een pro
gressief stembusakkoord, en gelet op de
politieke opstelling van de huidige KVP
en de oprichting van de PPR) vóór de
volgende Kamerverkiezingen met deze
KVP géén stembusakkoord zal sluiten
en aansluitend aan de Kamerverkiezin
gen géén regeringssamenwerking met
de KVP zal aangaan.
Deze anti-KVP-motie is pas in de zo
mer van 1970 weer in het centrum van
de discussies gekomen als gevolg van
een uitspraak van de toenmalige voor
zitter van het gewest Gelderland van
de PvdA (en partijraadslid) H. Staneke
dat hij zou gaan bevorderen dat deze
motie op het eerstvolgende congres, in
dien enigszins mogelijk, ingetrokken
wordt. Op deze uitspraak van Staneke
is ongekend fel pro en contra
gereageerd en op een van de in sep
tember gehouden partijraadsvergade
ringen heeft een uitvoerig debat over
deze zaak plaatsgevonden.
Het resultaat van dit partijraadsde
bat was niet overduidelijk; na een vu
rig pleidooi van Staneke en enkele an
deren kwam een uitspraak tot stand die
de deur naar de KVP weer op een kier
leek te zetten, maar door een onver
wachts met een kleine meerderheid
aanvaard amendement van de Zut-
phense wethouder W. Albers werd de
kier tot een minimum teruggebracht.
De uitspraak luidde in grote lijnen
aldus: „De PvdA zal haar standpunt
moeten handhaven dat de kiezers het
recht hebben te weten welke houding
de verschillende partijen ten aanzien
van de kabinetsformatie innemen.
Ruimschoots voor de verkiezingen zul
len de partijen moeten zeggen aan wel
ke regeringscombinatie zij de voorkeur
geven. Zolang de KVP, ondanks een
nieuw program en ondanks nieuwe lei
ders en met haar blijkbaar de ARP
en de CHU voorkeur toont voor sa
menwerking met de VVD ziet de raad
niet hoe samenwerking met de KVP tot
de mogelijkheden behoort. Pas als de
KVP ruimschoots voor de Kamerver
kiezingen (in elk geval voor de defini
tieve vaststelling van haar kandidaten
lijsten) zou kiezen voor regeringssa
menwerking met de PvdA, resp. de in
een progressief akkoord samenwerken
de partijen zou een nieuwe situatie
ontstaan waarover het partijcongres
van 4 tot 6 februari of een eventueel
bijeen te roepen buitengewoon congres
zich zal moeten uitspreken."
Dan volgt de toevoeging van Albers:
„Gelet op het bovenstaande constateert
de partijraad dat de anti-KVP-mot\e
nog niet aan kracht heeft ingeboet en
onverkort gehandhaafd dient te wor
den." Geen wonder dat er grote ver
warring ontstond nadat het Zutphense
amendement was aanvaard...
"TJe tegenstanders van de anti-KVP-
motie hebben er vorig jaar en
ook nu telkens weer op gewezen dat
de PvdA als gevolg van de aanvaarding
van de motie-Lammers in een isole
ment dreigt terecht te komen. Sinds
eind 1966 is de PvdA in de oppositie en
daarin wensen velen in de partij haar
niet opnieuw vier jaar te houden. Het
is geen wonder dat juist die socialisten
die in het verleden een minsters post
hebben bekleed zo aandringen op in
trekking van de motie van maart 1969;
zij vooral hebben ervaren hoe belang
rijk het is als een partij deel uitmaakt
van een regeringscoalitie. Bovendien
wordt erop gewezen dat de KVP van
nu een aantal markante verschillen
vertoont met die van een paar jaar ge
leden: er is een nieuwe politieke leider,
dr. Gerhard Veringa, een open politicus
zonder een voor de PvdA „bezwarend"
politiek verleden. Verder ligt er het
aanvaarde program-Steenkamp dat niet
weinig socialisten „aantrekkelijk" vin
den.
„Het is duidelijk dat we anno 1971
niet meer met de KVP-van-de-
Nacht-van-Schmelzer te maken heb
ben," aldus de voorstanders van intrek
king van de anti-KVP-motie. Een an
der argument is dat de PvdA door kei
hard „nee" tegen de KVP (plus ARP en
CHU) te zeggen, deze confessionele par
tij als het ware dwingt tot een samen
gaan met de VVD, „efï dat is bepaald
geen goed stuk socialistische politiek".
Nadat het na de partijraadsvergade
ring van 26 september 1970 weer heel
even stil rond deze zaak was geweest
kwam de grote politieke klap in de
week voor kerst toen het partijbestuur
een verklaring naar aanleiding van het
loondebat publiceerde. Daarin werd na
een uitvoerige inleiding gesteld: „We
tende hoezeer onze partij prijs stelt op
en ijvert voor een goede verhouding
met de vakcentrales, waarzonder o.i.
geen modern en vruchtbaar sociaal-
economisch beleid kan worden gevoerd
betekent deze houding van de drie con-
fessionale regeringsfracties naar het
oordeel van het partijbestuur tegelij
kertijd het bij voorbaat uitsluiten van
de mogelijkheid van samenwerking in
een nieuw te vormen kabinet in 1971."
„Als het congres in februari de me
ning van het partijbestuur deelt en
zich tussentijds geen ingrijpende ver
anderingen in de opvattingen van de
drie CDU-partijen voordoen zal de
Partij van de Arbeid in 1971 niet in
de kabinet kunnen samenwerken met
de drie verbonden partijen, de KVP, de
ARP en de CHU."
slot van zijn toespraak memoreerde hij
dat zich sinds de partijbestuursverkla
ring van december „nieuwe feiten"
hebben voorgedaan, zoals de uitspraken
van Kloos en Lanser. „Met deze nieuwe
feiten zal het partijbestuur zeker reke
ning houden bij het formulren van de
voorstellen aan het congres over de
voorwaarden die de PvdA voor deelne
ming aan den formuleren stelt. Ik heb
zeker de hoop niet opgegeven dat het
mogelijk zal blijken dat dr. de en de
PvdA elkaar vinden in datgene wat hen
zo lang verenigd heeft," aldus de heer
Den Uyl.
rjeze verklaring van het partijbestuur
heeft na enige stilte rond de
jaarwisseling enorm veel reacties
opgeroepen. Het moet voor de leiding
van de PvdA erg zuur zijn geweest
(juist vanwege de verwijzing naar de
vakcentrales in de verklaring van 21
december) dat zowel (nu oud-)
NVV-voorzitter André Kloos als
CNV-voorzitter Jan Lanser in de afge
lopen weken vurige pleidooien gehou
den heeft voor een kabinet dat samen
gesteld is uit leden van de PvdA en de
confessionele partijen. Kloos en Lanser
hebben zich (naar mijn mening) duide
lijk en opzettelijk gedistantieerd van de
(geciteerde) kern van de uitspraak van
het PvdA-bestuur.
En nadat enkele nogal in de publici
teit gekomen bedankjes waren geïncas
seerd werd het partijbestuur maandag
geconfronteerd met de aankondiging
van de éminence grise van de PvdA, dr.
W. Drees sr., dat er een mogelijkheid in
zit dat hij na het congres uit de
PvdA stapt, een mededeling die enorm
veel paniek in de Pv^A-gelederen heeft
veroorzaakt.
Een bedanken van dr. Drees voor de
PvdA zou mede belangrijke invloed
kunnen oefenen op de uitslag van de
komende Kamerverkiezingen en zo'n
situatie is erg pijnlijk voor de partij;
uitoefenen werd de aan de PvdA toege
wezen radio-uitzending van dinsdag
avond in allerijl omgebouwd en rea
geerde niemand minder dan Kamer
fractievoorzitter drs. Joop den Uyl, (een
van de PvdA-leiders in wie dr. Drees
veel vertrouwen heeft) op de uitspraak
van het erelid van zijn partij. Uiteraard
deed hij dat behoedzaam; bijna aan het
/~kf deze nieuwste ontwikkeling zal lei-
den tot een intrekking van de an
ti-KVP-motie door het congres (het
punt „verhoudipg tot andere politieke
partijen ten aan zien van de verkiezin
gen" komt pas zaterdagmorgen aan de
orde) is op dit aannog niet te voorspel
len. Ik hoorde deze week in Den Haag
dat waarschijnlijker dan een duidelijke
intrekking een „plaatsen in de ijskast"
is. In de plaats van de motie van maart
.1969 zou een nieuwe moeten komen
waarin duidelijk gemaakt wordt welke
voorwaarden de PvdA voor deelneming
aan een regering stelt. Dan ontstaat in
ieder geval de kans dat de deur naar de
confessionele partijen op een kier gaat
staan, al wordt in Den Haag aangeno
men dat het maar een héél kleine kier
wordt.
Een punt apart is de z.g. progressieve
samenwerking. Al enkele jaren wordt
met tot dusver weinig reëel succes
getimmerd aan een progressief ak
koord. De eerste officiële en langdu
rige besprekingen, waarbij vooraan
staande leden van PvdA, PSP, PPR,
D'66, KVP en ARP betrokken waren
hebben tot een fiasco geleid. De samen
werking tussen de PvdA en kleine link
se partijen in provinciale en gemeente
lijke PAK's hebben niet het succes op-"
geleverd dat ervan verwacht werd. In
middels heeft de PSP al laten weten
dat zij niet in een samenwerkingsver
band met de PvdA de verkiezingen wil
ingaan waardoor op dit ogenblik alleen
nog maar PvdA, PPR en D'66 reëel aan
het praten zijn. In Den Haag wordt er
sterk aan getwijfeld of D'66 eind vol
gende maan wel zo bereid zal zijn met
de PvdA in zeer te gaan; als ik op de
stemming op maand Bredase congres
van 19 en 20 december afga ben ik eer
der zee om als prognose af te geven dat
D'66 alléén de verkiezingen ingaat.
De Gelderse gedeputeerde drs. A. R.
Vermeer heeft vorige week op de ge
westelijke vergadering van de PvdA i
Arnhem op de hem eigen zakelijke wij
ze te kennen gegeven dat hij van een
progressief akkoord nauwelijks iets
verwacht. Trouwens: wie zou er ge
zien de cijfers van recente verkiezingen
nog geloven in de mogelijkheid van
een z.g. progressieve meerderheid? Ook
op het partijbureau van de PvdA in de
Amsterdamse Tesselschadestraat haalt
men de schouders op als men over zo'n
„progressieve meerderheid" praat.
Al met al wordt de bespreking van
de verhouding tot andere partijen een
van de belangrijkste punten -r- zo niet
het belangrijkste punt van de con
gresagenda, niet alleen voor de partij
zelf maar evenzeer voor de ontwikke
ling van de politieke verhoudingen in
Nederland voor en na de Kamerverkie
zingen van 28 april.
"VTeel tijd zal het congres moeten beste
den aan de vaststelling van het
verkiezingsprogram. De afdelingen heb
ben vele honderden amendementen in
gediend en op het ogenblik staan er
nog zo'n veertienhonderd ter discussie.
Verwacht mag worden dat slechts de
allerbelangrijkste amendementen on
derwerp van plenaire discussie zullen
uitmaken.
Een markant punt is ook de be
stuursverkiezing. Niet alleen moet er
een nieuwe voorzitter komen (dr. Von
deling heeft al in maart 1969. toen hij
de opvolger van dr. Tans werd, te ken
nen gegeven dat hij slechts als „tussen
paus" wilde fungeren), maar ook een
nieuwe secretaris als opvolger van mej.
mr. Tineke Schilthuis. Verreweg de
meeste afdelingen (120) hebben hun
voorkeur voor André van der Louw uit
Hoevelaken als voorzitter uitgesproken;
een minderheid (16) opteert voor het
Tweede-Kamerlid drs. H. M. Franssen
uit Assen. Of de laatste ontwikkelingen
in de PvdA nog een aantal afdelingen
aanleiding geeft in plaats van Van der
Louw toch op Franssen te stemmen is
nog niet duidelijk. Dr. Vondeling neemt
van eind volgende week af de eerste
vice-voorzittersstoel over van Van der
Louw en mevrouw C. van den Heu
vel-de Blank uit Den Haag wordt twee
de vice-voorzitter.
Belangrijkste kandidaat voor het se
cretariaat is de Amsterdamse ambte
naar drs. H. G. Ouwerkerk; hij wordt
binnen de partij als een centrumfiguur
beschouwd. Voor het secretariaat bui
tenland (tot dusver beheerd door Twee
de-Kamerlid P. Dankert) is A. L. ter
Beek de meest kanshebbende kandi
daat. Ook dr. K. L. Roskam wordt
daarvoor genoemd.
TJet wordt een moeilijk congres, daar
in de RAI. De Partij van de Arbeid
heeft enkele stormachtige jaren doorge
maakt die haar positie beslist niet ver
beterd hebben. Niet alleen landelijk
maar ook regionaal en plaatselijke heb
ben zich forse crises voorgedaan: Eind
hoven, Apeldoorn, Bussum, Hilversum,
Leiden e.a.
De moeilijkheden binnen de partij
zijn voornamelijk ontstaan na de voor
de PvdA min of meer desastreuze ver
kiezingsuitslagen van 1966 die de partij
Vondeling schrijft erover in zijn
boek „Nasmaak en voorproef" in
grote beroering brachten. De belang
rijkste uiting daarvan was de publika-
tie in november 1966 van „Tien over
Rood", een uitdaging van Nieuw Links
aan de PvdA.
Nieuw Links, een beweging binnen
de partij die tot groot verdriet van
tal van partijbestuurders ook orga
nisatorische vormen ging aannemen,
wilde een radicale vernieuwing van en
in de partij. Men gebruikte krasse be
woordingen om het beleid van de partij
in de jaren zestig voor een niet onbe
langrijk deel te veroordelen en trachtte
min of meer fors een ruk naar
links te geven.
Nieuw Links, opgeschrikt door de
elektorale nederlagen, de oprichting
van D'66, (later) de opkomst van de ra
dicale stromingen in de confessionele
partijen en het optreden van Provo,
probeerde duidelijk te maken dat de
PvdA een heel andere koers zou moe
ten inslaan en deed dat hardhandig.
Het optreden van de Nieuw Links'ers
wekte veel wantrouwen in de „oudere"
partijkem die de grote tijd van de par
tij onder politici als Drees, Mansholt en
Suurhoff bewust had meegemaakt en al
spoedig kwam er een tegenbeweging,
geleid door mannen als Mazure (oud
voorzitter Eerste Kamer), Goedhart
(Tweede-Kamerlid) en de econoom
Heertje.
Voor de partij ontstond zo een bijna
onhoudbare situatie omdat duidelijk
was dat binnen de PvdA een polarisatie
optrad die ook binnen de afdelingen
haar invloed oefende. Door de van tijd
tot tijd nogal onverdraagzame houding
van Nieuw Links ontstond er een dui
delijke crisis die o.a. tijdens het Haagse
congres haar hoogtepunt beleefde. La
ter sloeg de crisis in het zicht van de
gemeenteraadsverkiezingen over
naar de afdelingen.
Dat de partij niet verder aangetast is,
is voor een niet onbelangrijk deel een
gevolg van de homogene houding van
de Tweede-Kamerfractie die er onder
meer voor zorgde dat Den Uyl in sep
tember 1970 vrijwel unaniem door de
partijraad als lijstaanvoerder werd
aangewezen. Nieuw Links is organisa
torisch bijna uitgeblust (men wil na de
verkiezingen nog één keer bijeenko
men) maar is binnen de PvdA geble
ven. Aan de rechterzijde is evenwel een
niét onaanzienlijk verlies geboekt door
de oprichting van DS'70, die de zeer
bekwame prof. dr. W. Drees jr. als haar
lijstaanvoerder aanwees. Aan DS'70 ho
pen we in de komende weken, naar
aanleiding van haar eerste grote con
gres, een beschouwing te wijden.
{"kp het congres in Amsterdam zal moe-
ten blijken of de Partij van de Ar
beid krachtig of innerlijk-verdeeld de
verkiezingen zal ingaan. Dit zal vooral
tot uiting komen als de verhouding met
andere partijen behandeld wordt: zal
de PvdA in de komende maanden ge
sprekspartner worden of helemaal het
isolement betreden? Een grote groep
vooraanstaande PvdA'ers heeft zich
donderdag geheel in de geest van dr.
W. Drees sr. met een dringende op
roep tot het congres gewend: „Volhard
niet in een heilloos isolement".
Over een week weet Nederland welke
richting de PvdA inslaat. Het worden
belangrijke dagen in de RAI!
E. J. MATHIES