Dispuut over de positie van Petrus en de vrijheid van het evangelie
N orberdinessen
kijken terug
zeven eeuwen
Ik ben het
Nu ook nog van kerkelijke zijde kritiek
op de volkstelling-vragen
Vier voordelen
Om de vr ijheid
Contacten
Contemplatie
Bidden nu
TER OVERDENKING
r-
„Onze cultuur zou aan activisme ten onder
gaan, als er geen plaats meer was voor
zelfbezinning, beschouwing en gebed
'b
Is het
voordeel
PROF. DR. J. E. LESCRAJJWAET
ondanks nadelen onmisbaar
Er is enige moed voor nodig om uitgerekend in het
bisdom Rotterdam waar de pauselijke benoeming van dr.
Simonis nog altijd zwaar op de maag ligt, de vraag aan
de orde te stellen: „Is het voor een kerk een voordeel
als ze een paus heeft?" De onderneming lijkt nog hache
lijker als men dat doet ten overstaan van een gemengd
gezelschap van rooms-katholieken en protestanten en
als men een reformatorisch man als prof. Bronkhorst
„inhuurt -het woord is van hemzelf om de positie
ve kanten van het pausschap naar voren te brengen".
De leiding van de Haagse Gemeenschap' van Kerken
(onder presidium van dr. E. Emmen) heeft die moed
opgebracht en men zal er geen spijt van hebben. Niet
alleen hadden velen de gang naar de Grote Kerk ge
maakt om de beide sprekers te beluisteren: prof. dr. J.
E. Lescrauwaet, hoogleraar aan de Katholieke Hoge
school te Tilburg, en prof. dr. A. J. Bronkhorst, hoog
leraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, maar die vele
aanwezigen bleken bovendien bijzonder geboeid door
het onderwerp en dienden dan ook niet minder dan zes
tig (schriftelijke) vragen in.
Natuurlijk hebben sprekers en vragenstellers de zaak
niet tot een oplossing kunnen brengen „het is ook een
moeilijk vraagstuk" zei dr. Emmen in zijn slotwoord.
..Maar het is wel op een evangelisch-katholieke manier
besproken. Bewezen is dat door de wijziging van het kli
maat in de laatste tien a twintig jaren een gesprek tussen
de Rooms-Katholieke Kerk en de kerken van de Re
formatie mogelijk is geworden".
PROF. DR. A. J. BRONKHORST
ondanks voordelen onaanvaardbaar
Prof. Lescrauwaet voerde als ar
gument voor een door de paus gelei
de kerk o.a. de positie van Petrus
aan. De eerste christelijke gemeente
vertoonde een structuur waarin aan
de apostelen een eigen functie toe
kwam. Als groep waren de apostelen
door de Heer aangesteld. Binnen de
ze aparte groep had Petrus weer een
bijzondere functie: hij moest de
broeders bevestigen in het geloof.
Als herder moest hij ervoor zorgen
dat de gemeente bijeen zou blijven.
Hij stond niet bóven maar in de
groep. De bisschop van Rome heeft
evenals Petrus de blijvende op
dracht de broeders te bevestigen in
het geloof.
Wel zag prof. Lescrauwaet een
grote vertroebeling in de positie van
de paus. Het dienstwerk van Petrus
is zich gaan ontwikkelen tot een
macht en dat woord dan gebruikt in
wereldse zin. Men bracht de attribu
ten van een vorst naar werelds mo
del aan. Die intensivering van de
pauselijke macht bracht schade toe
aan de eigen verantwoordelijkheid
van de medebisschoppen.
De ontwikkeling van het histori
sche pausschap is voor een goed deel
wel te begrijpen aldus de Til-
burgse hoogleraar. De Reformatie
van de zestiende eeuw heeft een
versterking van het pausschap ten
gevolge gehad. Zoals de Rooms Ka
tholieke Kerk zich meer bewust
moet zijn van de eenzijdigheid in
haar opvattingen over het paus
schap, zo zouden ook de protestan
ten hun overgeleverde voorstellin
gen eens kritisch moeten bezien.
Prof Bronkhorst begon met vier
voordelen van het pausschap op te
sommen („Ik hoop dat de rooms-
katholieke aanwezigen in dit bisdom
Rotterdam de goede dingen over de
paus ook zullen willen aanhoren!").
Het pausschap heeft, beter dan
de reformatorische kerkelijke
structuur, de eenheid kunnen
bewaren. Dat was dan wel vaak
een dodende uniformiteit, waar
in een pluriformiteit geen kans
kreeg, maar het bewaren van de
eenheid is toch niet de sterkste
kant van de reformatorische
kerken geweest. En dat was bij
Rome in goede handen.
De paus heeft altijd gewaakt
voor de vrijheid van de kerk,
beter bijvoorbeeld dan de pa
triarch van Constantinopel die
steeds meer onder invloed van
de staat raakte.
Het pausschap heeft veel bete
kend voor apostolaat en zending.
Er zijn in de loop der eeuwen
heel wat impulsen van uitge
gaan om het evangelie te bren
gen aan volkeren die er nog niet
van gehoord hadden. De arbeid
van de missie is ouder dan die
van de zending.
Het pausschap heeft steeds bij
zondere mogelijkheden geboden
voor de vernieuwing van de
kerk. Te denken is aan paus Leo
XIII die zich gewijd heeft aan
de sociale kwestie en aan paus
Johannes XXIII die het initia
tief nam voor het Tweede Vati
caanse Concilie en zich inzette
voor de oecumene. Als eenpaus
zich inzet voor de vernieuwing
mag men grote resultaten ver
wachten.
„Waarom ben ik dan toch niet
rooms-katholiek?" vroeg prof.
Bronkhorst. „En waarom ben ik
zelfs niet naar de Rooms-Katho<lieke
Kerk onderweg?" De Utrechtse
hoogleraar herinnerde eraan dat Lu
ther in de ban werd gedaan toen hij
weigerde zijn standpunt te herroe
pen. Luther moest alleen maar het
„revoco" uitspreken de eigenlijke
vragen kwamen pas op het Concilie
van Trente aan de orde. Heeft Pe
trus zo het ambt uitgeoefend? Wordt
het pluriforme werk des Geestes zo
niet aan banden gelegd? Heeft Jezus
positief gewenst dat er een opvolger
van Petrus zou zijn? „Als ik de paus
zou kunnen aanvaarden zoals ik het
Huis van Oranje aanvaard, dan zou
er te praten zijn maar dat mag ik
niet!" zei professor Bronkhorst die
overigens wel toegaf dat 'de vergelij
king niet helemaal opging. „Ik heb
hier te doen met een instelling die a
priori al aan mijn kritiek onttrok
ken wordt. Bij alle goede effecten is
het pausschap helaas een potentiële
bedreiging van de vrijheid het
kan ook een actuele worden!" Aldus
prof. Bronkhorst.
Om die bedreiging van de vrijheid
ging het in het hierop volgende de
bat tussen de beide hooggeleerden.
Prof. Lescrauwaet stelde dat het
pausschap volgens de rooms-katho
lieken niet een historische toevallig
heid is: zij zien er de blijvende lei
ding van Christus met Zijn Kerk in.
„Het pausschap staat wel niet met
zoveel woorden in de bijbel, maar
het is er niet mee in strijd. Het
leunt er zelfs tegenaan. De taak van
de bisschoppen was de broeders bij
een te houden. Petrus had een eigen
functie".
Prof. Bronkhorst: „Petrus was in
derdaad wel belangrijk, maar nooit
zo belangrijk dat de geestelijke vrij
heid en de mondigheid van anderen
werd aangetast. Het zou mogelijk
zijn dat het pausschap zich zo zou
ontwikkelen, dat men het beeld van
Petrus daarin terug zou vinden.
Maar we hebben met het concrete
pausschap van nu te maken. Van de
gebeurtenissen dn de zestiende eeuw
hebben de reformatorische christe
nen een trauma overgehouden
daarom kijken zij met gevoeligheid,
misschien zelfs met overgevoelig
heid, naar het concrete pausdom.
Trouwens, dat betreft niet alleen de
Rooms-Katholieke Kerk, ook de
Osoterse en de Anglicaanse bis
schoppen bekijken ze met een zeke
re argwaan".
Deze concrete vraag stelde prof.
Bronkhorst aan zijn rooms-katholie-
ke collega: „Kunt u meegaan met de
zorg van de reformatorische christe
nen dat de waarheid van het evan
gelie binnen de structuur van de
Rooms-Katholieke Kerk wel eens
niét veilig zou kunnen zijn?"
Het antwoord van prof. Lescrau
waet: „Er kan in de structuur van
de Rooms-Katholieke Kerk een ge
vaar schuilen dat beef ik toe en
we zijn ons daarvan ook wel be
wust. Een paus zou zich kunnen
vergissen en zo de vrijheid van het
evangelie kunnen begrenzen. Maar
de structuur van de kerk is primair
conciliair: er is allereerst een college
en daarna is er een primus in dat
college. Zolang de paus zich niet iso
leert van de gemeenschap is er geen
risico!"
Prof. Bronkhorst hierop: „Ik meen
dat deze zaak niet al te belangrijk
zou zijn, als het maar mogelijk was
een geestelijke ruimte te krijgen die
het evangelie schenkt. De structuur
van de kerk is tijdens de Reformatie
anders geworden, mede als gevolg
van de houding die de Duitse bis
schoppen tegenover Luther aanna
men. Als er bij het episcopaat van
die tijd voor Luthers standpunt een
echo was geweest, dan had het mis
schien niet zo ver behoeven te ko
men".
°P
Stil ligt er op deze foto het Norbertinessen-
klooster Sint Catharinadal in het Brabantse
plaatsje Oosterhout. Haast ongerept ligt de
sneeuw op de oprijlanen naar het hoofdgebouw,
het mooie jachtslot dat eens kasteel De Blauwe
Camer heette, maar waar zich in het jaar 1647
de zusters van de Norbertijner Orde vestigden,
de toen nog zo landelijke weg van Breda naar
Oosterhout te voet afleggend. Dat is meer dan
driehonderd jaar geleden nog niet de helft
van de zeven eeuwen overspannede historie van
het Norbertinessenklooster. Want men moet te
rug tot 1271 in dat jaar willigde het Generaal
Kapittel der Norbertijnen, dat ieder jaar in het
Franse stadje Prémontré gehouden werd, het
verzoek van het convent Sint Catharinadal in
om tot de orde te worden toegelaten. Dit kloos
ter huisde toen nog in Vroenhout-bij Wouw,
waar het tot 1295 is gebleven; de volgende 350
jaar woonden de zusters in Breda en sinds 1647
dan in het huidige kasteel.
Zeven eeuwen oud - wel een jubileum om te
vieren. En dat zijn deze Norbertinessen dan ook
van plan. Als het aan hen ligt zullen deze oprij
lanen in de komende lente en zomer niet zo
verlaten liggen als nu. Want het feest gaat bijna
het hele jaar duren en iedereen is er bij welkom.
Tijdens de open dagen, tijdens het congres en
tijdens de tentoonstelling die zij gaan organise
ren. Activiteiten waarbij twee woorden centraal
staan: gebed en contemplatie. In een tijd waarin
men soms onderscheid hoort maken tussen een
biddende kerk en een doende kerk, zijn dit
woorden die haast pikant aandoen!
door dr. J. Peters OCD. Hij heeft ervoor de me
dewerking ingeroepen en verkregen van o.a.
kardinaal Alfrink, Dorothee Sölle, prof. dr. F.
Haarsma, prof. dr. J. Lescrauwaet en prof. dr. K.
Heeroma.
Dr. Peters: „Natuurlijk is het uitgeven van een
boek over het gebed een waagstuk. Maar dat
moet in deze tijd geriskeerd worden, omdat het
een onmisbaar antwoord is op de uitdaging van
de maatschappij waarin wij leven. Die uitdaging
zou men kunnen formuleren als de vraag welke
zin bidden nog heeft in een samenleving die be
wust haar geschiedenis in eigen hand neemt en
voor wie het Godsbeeld kennelijk verduisterd is.
Reikt het christendom een stuk brood aan hen
die honger hebben naar religieuze ervaring? Die
uitdaging moest aangenomen worden maar zij
kon niet beantwoord worden met een historische
verwijzing naar de rijke gebedscultuur uit het
verleden. Het antwoord erop moest gegeven
worden door iemand die vanuit die gebedscul
tuur naar voren durft te kijken. Die taak was te
groot voor een persoon alléén er moesten au
teurs aangezocht worden die vanuit de psycholo
gie nieuwe mogelijkheden konden aanwijzen
voor het bidden. Men kon ook de exegeet en de
theoloog niet voorbijgaan. Bovendien hebben
group-dynamics en sensitivity-trainingen leer-
modellen ontworpen die niet meer kunnen ge
hanteerd worden met alleen maar de goede wil
van de auteur. Deze erkenning stelde weer de
vraag naar de kundigheid van de pastoraal die
een handreiking wil bieden aan de moderne
mens die de weg naar bidden wil leren," aldus
dr. Peters.
dit de hoofdzaak, daarnaast zal het congres
ook een stuk informatie bevatten. Men zou het
een werkcongres kunnen noemen".
Van geheel andere aard is het derde hoogte
punt, de tentoonstelling. De Norbertinessen vor
men wel een gebedsgemeenschap maar zij moe
ten in hun eigen levensonderhoud voorzien. Dat
gebeurt in het kunstatelier waar men bezig is
met het restaureren van oude boeken, met kalli
grafie, moderne leerbewerking en emailleren.
Het ambacht wordt hier inderdaad als kunst uit
geoefend - de vele opdrachten, ook van buiten
Nederland, getuigen ervan en maken dit kun-
statlier tot een „bloeiende zaak". Dikwijls al
hebben gasten gevraagd of ze er iets meer van
mochten zien en daarom zal er nu, als onderdeel
van de feestviering, van 4 tot 19 september een
tentoonstelling Worden gehouden. Bovendien een
gelegenheid om bezienswaardigheden uit de rij
ke historie van Sint Catharinadal ten toon te
stellen.
Houd moed, Ik ben het
weest niet bevreesd! Mar
cus 650
Een afschuwelijk ding vind ik altijd
het microfoontje dat in vele flatgebou
wen aan de buitendeur bevestigd is.
Als je gebeld hebt, komt er ergens
vanuit de verre hoogte een stem „Wie
is daar?", en dan moet je gaan zeggen
wie je bent en wat je komt doen. De
verstaanbaarheid is niet altijd even
groot en vervolgens wacht je maar af
of de deur opengedrukt wordt, of dat
er gezegd wordt „niet nodig". Je zou
ook kunnen zeggen „Ik ben het". Kin
deren kunnen dat in een heerlijk ver
trouwen zo ontwapenend zeggen „Ik
ben het". Voor een zeer goede beken
de is het voldoende te zeggen „Ik ben
het". Zijn stem wordt herkend en men
weet wie hij is. Anderen zullen zich
uitvoeriger moeten bekend maken en
legitimeren. Op zo'n „Ik ben het" kan
natuurlijk verschillend gereageerd
worden, Verheugd, blij „Ben jij het",
waarbij men je tegemoet komt. Het
kan ook koel teleurgesteld klinken,
„Ben jij het (maar)".
Als je alleen thuis bent, of als de
ander die aanbeldt als bedreigend er
varen wordt, dan kan een bekende
stem met „Ik ben het" zeer geruststel
lend zijn. De discipelen van Jezus wa
ren doodsbenauwd toen zij een spook
achtige verschijning over de zee zagen
lopen. Ze werden bang. Jezus stelt hen
dan direct gerust met te zeggen „IK
ben het". Houdt moed, Ik ben het,
weest niet bevreesd". De reis verliep
verder ook voorspoedig. Opvallend is
het dat Jezus zich niet uitvoerig legiti
meert, maar zich aandient, zoals kin
deren dat kunnen doen, met „Ik ben
het". Daardoor worden zijn andere
woorden „houdt moed, weest niet be
vreesd" van geweldige betekenis. Die
woorden gaan invloed uitoefe
nen op angstige mensen.
Wij vragen telkens: „Wie is daar?
Wie bent u"? We vragen dat ook aan
Jezus Christus. In de pop-opera Jezus
Christ Superstar vraagt de menigte
telkens „Jezus Christus, vertel ons dat
je inderdaad ben die ze zeggen dat je
bent".
Wie bent u?" We vragen dat ook aan
aan Jezus Christus.
Hij antwoordt: „Ik ben het".
De Here God noemde aan Mozes
Zijn Naam: Ik ben die, Ik ben (Ex. 3
14. Dat klinkt door als Jezus om ons
gerust te stellen zegt „Ik ben het". Je
zus zegt vele malen „Ik ben het".
Soms voegt hij er dan nog wat aan
toe. „Ik ben de wijnstok, de deur, het
brood des levens". Maar voor hem is
het ook voldoende er niets aan toe te
voegen. „Ik ben het". Daarin ligt god
delijke afkomst en garantie. De garan
tie van de God van Israël. Zo dient
Jezus zich aan. „Ik ben het".
Wat zeggen wij dan? „Bent U het",
verheugd en blij?, of: „Bent U het
maar?".
De discipelen hadden voldoende
aan dat „Ik ben het". Om weer moed
te krijgen, om verder te kunnen gaan.
Herkennen wij God als Jez-lis ons be
moedigt met „Ik ben het?" Jezus zegt
niet meer, niet minder. Alleen „Ik ben
het". Daarin ligt dan ook Zijn godde
lijke afkomst. De goddelijke macht is
daarin aanwezig. Want dat „Ik ben
het" betekent altijd: „Ik ben er bij. Ik
kom bij u ImmanuëL
Rhenen
DS. P. J. L. WAPENAAR.
De officiële herdenking is begonnen op maan
dag 18 januari met een bezoek van kardinaal
Alfrink aan het klooster. De kardinaal zou die
dag afreizen naar Rome, maar voor zijn vertrek
vond hij nog tijd om het boek in ontvangst te
nemen dat de Norbertinessen naar aanleiding
van hun jubileum hebben uitgegeven en dat gaat
over het gebed. „Bidden nu, een realiseerbare
opgave" heet het boek en het is samengesteld
Zoals gezegd zal een tweede hoogtepunt van
de festiviteiten zijn het congres over contempla
tie dat van 14 tot 17 april zal worden gehouden
in de Norbertijner Abdij van Berne te Heeswijk.
De voorzitter van het comité van voorbereiding,
de Norbertijn drs. F. H. Weyts, lichtte aldus de
bedoelingen van dit congres toe:
„De contemplatieve levenshouding is de
diepste achtergrond van waaruit het jubile
rend convent gedurende deze zevenhouderd ja
ren heeft geleefd. Een centrum van rust en
beschouwing dat uitnodigt tot bezinning en ge
bed is juist in onze turbulente tijd een zegen.
Onze cultuur zou aan activisme ten onder gaan
als er geen plaats meer was voor zelfbezin
ning, beschouwing en gebed. Maar het mag
nooit leiden tot binnenvetterij. Het spreekt
bijna vanzelf dat bij dit jubileum de nadruk
wordt gelegd op de contemplatie - maar al is
Deze herdenking van zeven eeuwen historie is
voor de Norbertinessen ook aanleiding om in
contact te treden mte velen buiten het klooster.
Zij zullen ontvangen worden door het gemeente
bestuur van Oosterhout en zij zullen een bezoek
brengen aan Breda en Wouw, de plaatsen waar
het klooster vele eeuwen geleden was gevestigd.
En verder stellen zij het klooster open voor ie
dereen die komen wil. Daarvoor zijn de zoge
naamde „open dagen" georganiseerd die zijn
vastgesteld op 13 februari, 21 maart, 24 april, 17
juni, 18 juli en 21 augustus. De bevolking van
Oosterhout wordt op 6 maart verwacht en op 12
juni zullen de zusters hun familieleden ontvan
gen.
Feest dus voor de 58 zusters van Sint Cathari
nadal en voor velen buiten het klooster. Alleen
omdat zeven eeuwen een eerbiedwaardig stuk
historie omvatten? Zr. Janssens zegt het anders:
„Er is aanleiding voor een feest want zeven eeu
wen aan één stuk hebben mensen elkaar willen
begrijpen en steunen en hebben zij met elkaar
willen leven om wille van Christus Die gekomen
is om liefde en goedheid aan de mensen te bren
gen."
Bij de vele argumenten die al te berde
zijn gebracht tegen de aan het einde van
komende maand te houden volkstelling, is
er thans van kerkelijke zijde ook nog
eens een toegevoegd. In het Algemeen
Doopsgezind weekblad van 23 januari
heeft ds. J. O. Knipscheer vraag 9 van
kaart II onder de loep genomen, die aldus
luidt: „Welke is zijn/haar kerkelijke ge
zindte?" Ds. Knipscheer zei uiteen dat
naar zijn mening hier terecht bezwaar te
gen gemaakt kan worden. En hij vervolgt:
„Het is ook een zotte toestand die
alleen hieruit te verklaren is dat men bij
het Centraal Bureau voor de Statistiek
bedrijfsblind is en niet op de hoogte
van de huidige verhoudingen tussen
mensen en hun levensovertuigingen.
Deze verhoudingen zijn niet meer zo
simpel met een enkelvoudige vraag te
benaderen.
U weet het: velen zijn van harte lid van
een kerkgenootschap; anderen zijn wel
reglementair lid maar hebben zich
geestelijk van hun kerk afgewend; weer
anderen voelen zich wel tot een bepaal
de vorm van christelijk denken aange
trokken maar wensen geen verbinding
met de kerkelijke organisatie die de be
treffende vorm van denken overdraagt:
velen beschouwen de naam van een
kerk als iets dat traditioneel bij hun
familie hoort, zonder verder ook maar
enige verbinding met de kerk te wen
sen; men kan zich oecumenisch of al
gemeen christen voelen buiten de gehe
le kerkelijke wereld; het dubbele lid
maatschap begint voor te komen; men
kan zich humanist voelen en toch niet
bij het Humanistisch Verbond aangeslo
ten willen zijn en misschien zijn nog
andere verhoudingen mogelijk!
Kortom: de vraagstelling van de volk
stelling deugt niet en zal straks cijfer
materiaal geven dat volkomen „glibbe
rig" is; waar geen enkele conclusie
meer uit getrokken kan worden. Het
CBS heeft de vraag zo gesteld om de
antwoorden te kunnen vergelijken met
die van de vorige'volkstellingen. Maar
men vergat dat wij in de zeventiger ia-
ren in een dynamische wereld leven
waarin mensen en hun gedachten sterk
veranderen. Wat mij betreft mag u best
antwoorden op de vraag naar de kerke
lijke gezindte: maar u weet nu dat velen
in alle ernst verschillende antwoorden
tegelijkertijd kunnen geven zonder on
waarheid te spreken: de vraag zelf is
onvolledig. Het is jammer, dat dit CBS.
als instrument van de overheid, zo wei
nig deze tijd begrijpt.
Het is nauwelijks voor discussie vatbaar
dat de argumenten die ds. Knipscheer
hier aandraagt, hout snijden deson
danks zijn we niet bijster gelukkig met
zijn verhaal. Allereerst niet omdat het valt
op een psychologisch wel heel ongelukkig
moment en in de tweede plaats omdat het
verwijt aan C.B.S. ons niet helemaal ge
rechtvaardig lijkt.
Op het ogenblik is het zo dat iedereen
op alle mogelijke manieren tegen die
volkstelling schijnt te willen aantrappen
om een wat onnaspeurlijke reden schijnt
dat „progressief" te zijn. We schijnen op
eens allemaal zo vol met privé-geheimen
te zitten dat de meest simpele vragen al
verdacht gemaakt moeten worden. We ge
loven niet dat ds. Knipscheer zich in die
rij van stemmingmakers heeft willen voe
gen maar dan heeft hij de huidige si
tuatie toch niet erg goed aangevoeld!
Daar komt dan nog bijd at de argumen
ten van ds. Knipscheer helemaal niet in
die rij passen. Hij had veel meer variatie
in de vraagstelling naar de kerkelijke ge
zindte willen hebben waarschijnlijk zou
den anderen dan weer op de ketting ge
sproken zijn met hun kritiek dat het toch
niet aangaat nu ook nog eens je he'e
zieleleven te moeten bloot leggen voor de
tellers! En daar hebben de mensen van
het CBS toch geen belangstelling voor!
Ook wij zouden graag willen weten wat
ds. Knipscheer blijkbaar ook wil weten:
meer gegevens over de werkelijke stand
van zaken betreffende de oecumene bij
voorbeeld of betreffende de randkerkelijk
heid. Maar we geloven niet dat het de
taak van de overheid is om die gegevens
vast te stellen!